Vragen en antwoorden -- april 1995


Dit is het tweede deel van de vragen en antwoorden bij de lezing van Benjamin Creme uit 1993 over de antahkarana. Voor de achtergrond bij dit onderwerp wordt de lezer verwezen naar Share Nederland nr. 8 van 1994, waarin de tekst van die lezing is afgedrukt. Het eerste deel van de bijbehorende vragen en antwoorden werd gepubliceerd in Share Nederland nr. 2 van 1995.

De antahkarana — Vragen en antwoorden (2)

Creativiteit en dienstbaarheid

 

Vraag: Wat bedoelt u met creativiteit?

Antwoord: Creativiteit of scheppingskracht is de wezenlijke uitdrukking van de wil en liefde van de Godheid. Zoals je weet, zijn er twee draden die al vanaf het prille begin bestaan: de soetratma, de levensdraad die van de monade komt en die in het hart is verankerd, en de antahkarana, de bewustzijnsdraad die van de ziel komt en in het hoofd is verankerd. De wilsactiviteit van de monade brengt leven voort. Dat is op zich al een creatieve daad, en wanneer leven in aanraking komt en zich verenigt met zijn tegenpool, met materie, de energie van de stof, wordt bewustzijn gecreëerd. Dat is de eerste creatieve daad. Het leven staat achter de vorm, maar de materie waaruit vorm gecreëerd wordt heeft van zichzelf geen uitdrukking totdat het met leven verenigd wordt. Wanneer leven en vorm samenkomen ontstaat bewustzijn, dat wat we het Christus-beginsel noemen. Het Christus-beginsel is het scheppingsproces dat ontstaat uit de wisselwerking van leven en vorm, met creativiteit als gevolg; het is de wezenlijke aard van goddelijkheid.

"Zo boven, zo beneden" is een fundamentele, occulte grondstelling. De microkosmos is een nauwkeurige afspiegeling van de macrokosmos, en zodra de man of vrouw op het stoffelijke gebied de denkprocessen en dus de energieën van de chakra’s beheerst, begint de wezenlijke creativiteit van de ziel zichzelf op het uiterlijke gebied te weerspiegelen.

Deze creativiteit kan vele vormen aannemen — één ervan is dienstbaarheid. Creativiteit is dienstbaarheid; dienstbaarheid is creativiteit. Zij zijn één en dezelfde, de aard van de ziel. Wanneer de levensdraad, die in het hart is verankerd, en de bewustzijnsdraad in het hoofd gezamenlijk de verbinding met de ziel scheppen, wordt ook de scheppingsdraad gevormd, de draad van creativiteit. Eenmaal sterk genoeg en voldoende ontwikkeld, wordt die in de keel verankerd. Dan zijn het hoofd, het hart en de keel gezamenlijk de centra waar de energie van de ziel binnenstroomt. Dit leidt onvermijdelijk tot een steeds grotere creativiteit van de persoon in kwestie, die allerlei vormen kan aannemen, maar dienstbaarheid is daar onvermijdelijk één van. Als een kunstenaar schilderijen maakt, als iemand een nieuwe politiek-economische structuur opzet, is dat creativiteit en ook dienstbaarheid. Je kunt ze niet scheiden: dàt is dienstbaarheid maar niet creatief, of dàt is creatief maar geen dienstbaarheid. Alles wat vanuit de ziel stroomt is zowel creativiteit als dienstbaarheid, omdat de aard van de ziel gericht is op creativiteit en dienstbaarheid.

 

V. U zegt dat creativiteit dienstbaarheid is en dat dienstbaarheid creativiteit is. Kunt u uitleggen wat dan het verband is?

A. Dienstbaarheid en creativiteit zijn één en dezelfde omdat zij uit de zelfde bron voortkomen — de ziel. De aard van de ziel is dienstbaar en creatief te zijn omdat de aard van goddelijkheid creativiteit is.

Niets blijft hetzelfde. Als niets hetzelfde blijft, moet er een creatieve activiteit zijn die verandering schept, die de energieën in beweging zet, die de stimulans brengt van nieuwe en hogere energieën uit een hogere bron; in het geval van een planeet komen die van de zon, in het geval van een zon van een hoger zonnestelsel, enzovoorts, door de hele kosmos heen. Iedere entiteit die een voertuig bezielt, of het nu een planeet of een menselijk lichaam is, ontvangt energie van boven en transformeert energie omlaag naar een lagere entiteit, die deze energie op zijn beurt verder omlaag transformeert. Zo is er een constante neerwaartse stroom van hogere energieën, die een stimulans creëert.

Die stimulans werkt net als het opwinden van een klok. De spanning neemt toe (we noemen het geestelijke spanning, omdat we het over geestelijke energieën hebben) en de veer van de klok wordt steeds strakker gespannen, totdat beweging onvermijdelijk is. In het geval van de klok gaan de wijzers draaien. In het leven van een mens stimuleert die spanning creativiteit. De mens begint te scheppen, op welke manier dan ook. Wanneer de ziel wordt aangeroepen, zorgt de energie van de ziel voor de spanning in de veer van je leven, waardoor je op het scheppende pad komt. Hoe dichter je bij de ziel komt, des te groter de intensiteit is van die creativiteit en dienstbaarheid. Op deze wijze zijn dienstbaarheid en creativiteit hetzelfde; zij zijn beide de uitdrukking van de ziel. De een kan niet bestaan zonder de ander.

 

V. Wat is volgens u het doel achter de schepping?

A. Er is maar één doel in de hele kosmos waarvan we iets kunnen weten — de dienstbaarheid van de kosmos aan de kosmos. Als het juist is om te zeggen dat wij God zijn, dan bestaat God niet ergens buiten ons hier. God is een toestand van zijn, een staat van bewustzijn. Als je die staat van bewustzijn hebt, weet je dat je God bent. Als je dat bewustzijn niet hebt, kan je wel verteld worden dat je God bent, maar dan ervaar je het niet. Als je het kunt ervaren, als je het weet, kun je het uitdrukken.

De belangrijkste manier om die ervaring uit te drukken is door dienstbaarheid. Daarom bestaat deze planeet aarde, daarom bestaat er een zonnestelsel, een heelal. Denk eens aan de omvang van de Melkweg, ons eigen sterrenstelsel met haar talloze zonnestelsels: één heel klein hoekje van het universum. Denk eens aan dit zonnestelsel met al haar planeten, sommige meer, andere minder ontwikkeld. Denk eens aan onze eigen aarde, met de ontelbare schepsels en individuen die erop leven. Dat alles is het uitdrukkingslichaam van een entiteit, een bewust Wezen. Dit zijn de uiterlijke vormen van een grote entiteit die experimenten uitvoert. Die experimenten heten Aarde, Jupiter, Venus, Mars, enzovoorts. Dat zijn experimenten van een entiteit, de Logos, die tot scheppende openbaring wordt aangezet door de wens om te dienen.

Die entiteit staat niet los van jou en mij. Het is een aspect van het geheel, een hoger ontwikkeld deel van het geheel dan jij en ik, maar wij maken ook deel uit van diezelfde vorm. Als er een God is die alle dingen geschapen heeft, kan er niets anders zijn. Er kan alleen God zijn. Dat is het besef dat daagt op de weg terug, door de bouw van de antahkarana.

 

V. Waarom incarneert de ziel eigenlijk?

A. De ziel incarneert omdat zij het evolutieplan dient. Zij is een middelaar. De ziel kent haar doel: het weerspiegelen van de monade door de geestelijke triade: atma, het wilsaspect, boeddhi, het aspect van liefde/wijsheid en manas, het intelligentie-aspect. Uit de wisselwerking van deze drie ontstaat de motivatie voor het leven. Naarmate de antahkarana wordt gebouwd en steeds hoger reikt, niet als vorm maar de abstracte staat van bewustzijn, kunnen deze drie aspecten door de betrokkene beter gebruikt worden. Het manasische aspect is het eerste dat gebruikt wordt: het individu wordt op bruikbare wijze intelligenter. Men kan de intelligentie gebruiken om het leven constructief en creatief te vormen en te sturen, door de creatieve energie die van de ziel komt intelligent te gebruiken. Zodra je contact maakt met de ziel wordt een scheppend leven onvermijdelijk, dat kan niet anders.

 

V. Is dat de reden dat de grote kunstenaars in de lijst van ingewijden staan als hoge ingewijden, in Maitreya’s missie deel I en II?

A. Precies. De cultuur wordt altijd geschapen door de ingewijden van een land. Een beschaving is het resultaat van verbreiding van kennis, van boeddhi of liefde/wijsheid en van de dynamische, atmische wil, die het geheel in gang zet en doelgericht stuurt. Daaruit ontstaat een beschaving met een speciale hoedanigheid, met samenhangende ideeën die er een herkenbaar geheel van maken. Zodat we kunnen zeggen dat ze van dan tot dan duurde.

De diverse beschavingen uit de geschiedenis zijn, in eerste instantie via de cultuur geschapen door de ingewijden van die tijd.

 

V. Heeft religie tegenwoordig nog enige waarde?

A. Religies herinneren de mens aan de onderlinge verbondenheid van mensheid en God, zelfs als hij God ziet als een oude man met een baard die van bovenaf alles ziet wat je doet — en het meestal afkeurt. Religies zijn een simplificatie, maar ze herinneren de mensheid eraan dat we niet alleen zijn, dat er meer is in het leven dan de eerste behoeften van het fysieke lichaam, dat het leven een geestelijke basis heeft en op een steeds hogere wending van de spiraal geleefd moet worden. Dat is de kracht en de waarde van georganiseerde religieuze groeperingen. Zij beschermen de kleinen. En dan bedoel ik niet de kleine kinderen, maar de jonge zielen die anders misschien vele incarnaties zouden verdoen met nutteloze, zo niet gevaarlijk destructieve levens. Het is een beschermend raamwerk, zelfs als het punt bereikt wordt dat het achterhaald is. Te zijner tijd ontgroeit men het beschermende mechanisme van een moeder- of vaderkerk; die is dan niet langer nodig. De mens komt dan in opstand; hij kan zelfs het hele denkbeeld van God jarenlang verwerpen, tot hij uit zichzelf door meditatie de verbinding legt met de ziel. Dan begint het proces van de bouw van de antahkarana, ook al heeft hij nog nooit van het woord antahkarana gehoord. Voor esoterici op het pad verloopt dat proces geheel bewust.

 

V. Het begrip ‘wetenschap van dienstbaarheid’ is nieuw voor mij. Kunt u er iets meer over zeggen?

A. Dienstbaarheid is een noodzakelijk en onvermijdelijk gevolg van zielecontact; zodra je contact maakt met de ziel wil je dienen, en de wetenschap van dienstbaarheid is de wetenschap van de manier waarop je het beste, het meest doeltreffend en objectief kunt dienen: wat is, uitgaande van je punt in evolutie en je stralenstructuur, de beste handelwijze, de lijn van de minste weerstand (of in een enkel leven misschien de bewust gekozen weg van de meeste weerstand)?

De meesters komen nu in de wereld en zij zullen hun discipelen opleiden in deze wetenschap, het zal mensen geleerd worden — het onderwijs in de wereld zal totaal veranderen. De huidige onderwijssystemen zijn niet alleen elementair maar ook slecht; ze onderwijzen zelfs verkeerde verhoudingen: zij leren mensen trots te zijn vanwege hun nationaliteit, om intolerant te zijn ten opzichte van andere landen. Een van de eerste onderwijsvereisten is om kinderen te leren zichzelf te zien als deel van een geheel, van één groot mensenras dat bestaat uit verschillende landen, kleuren, achtergronden, godsdiensten, maar alle met dezelfde goddelijkheid en op dezelfde weg terug naar de Bron.

 

V. Kunt u beschrijven hoe de activiteit van dienstbaarheid de bouw van de antahkarana versnelt? Hoe wordt de bouw van de antahkarana versneld door aspiratie en visualisatie?

A. Ze maken deel uit van die wetenschap. Aspiratie groeit uit tot iets dat veel krachtiger is; visualisatie mondt uit in de bouw van de antahkarana, maar beide zijn slechts een onderdeel van de techniek. De activiteit van dienen is, zoals ik zei, een direct gevolg van het contact met de ziel, en dat is een van de drie wetenschappen van de komende tijd.

Wat er eigenlijk gaat gebeuren is dat de mensheid zal ontdekken dat zij een ziel is, dat wij in werkelijkheid zielen in incarnatie zijn. Jezus leerde ons dit, maar niemand herinnert het zich, zelfs christenen denken er niet bij na, behalve dat je ‘bij je dood je ziel ontmoet’. Niemand denkt erbij na dat de ziel vorm aanneemt op het stoffelijk gebied; dat is de nieuwe ervaring voor de mensheid, dat iedereen tenslotte zal beseffen dat we zielen zijn.

De Wet van incarnatie, de Wet van wedergeboorte zal op wetenschappelijke wijze worden onderwezen en iedereen zal die aanvaarden, net zoals we tegenwoordig allerlei dingen aanvaarden die we 200 jaar geleden niet wilden accepteren. Zodoende wordt dienstbaarheid als uiting van de ziel een natuurlijke weerspiegeling van die zielewerkzaamheid, en zal dienstbaarheid in onze levensactiviteiten worden ingebouwd. Dat wat we doen zal worden beschouwd vanuit het standpunt van dienstbaarheid en niet als uiting van de persoonlijkheid omwille van zichzelf. Dat toont het verschil in innerlijke en uiterlijke motivatie.

 

V. Kan kennis van onze stralenstructuur en ons punt in evolutie helpen om ons veld van dienstbaarheid te vinden?

A. Ja, inderdaad. Wanneer je je stralenstructuur kent, krijg je inzicht in je eigen persoonlijke ‘ring-niet-verder’. Je weet dan dat wanneer je bepaalde stralen niet in je pakket hebt, de hoedanigheden van die stralen waarschijnlijk zullen ontbreken in de huidige uitrusting. Dat wil niet zeggen dat je ze niet in vorige levens hebt gehad. De ziel zet tijdens haar opeenvolgende incarnaties alle stralen op alle manieren in, maar hoe meer de hoedanigheden van stralen zijn ingebouwd, hoe minder overheersend ze worden dan de stralen die in dit bepaalde leven gegeven zijn — dat zijn de stralen waar je aan werkt.

De belangrijkste stralen in een leven zijn de stralen waarvan de ziel hoopt dat ze tijdens dat leven duidelijk naar voren zullen komen. Dat wil zeggen dat de deugden van de straal uitstralen, zichtbaar worden en de hoedanigheid van de zielestraal weerspiegelen, welke die ook is. De persoonlijkheidsstraal wordt geconditioneerd door de fysieke straal — de manier waarop het brein werkt — en door de astrale aard; naarmate je meer astraal gepolariseerd bent, des te sterker is de conditionering door de astrale aard. Hoe meer mentaal de polarisatie, hoe meer de persoonlijkheid geconditioneerd wordt door de straal van het mentale lichaam, en naar gelang iemand geestelijk gepolariseerd is, wordt de persoonlijkheid niet alleen door deze drie geconditioneerd, maar ook door de hoedanigheid van de ziel.

Uiteindelijk wordt de hoedanigheid van de ziel het overheersende kenmerk van de persoonlijkheid, die zijn eigen persoonlijkheidsstraal houdt. De zielestraal maakt de persoonlijkheidsstraal niet ongedaan, maar conditioneert diens uitdrukking.

Heb je een derde-straals of eerste-straals persoonlijkheid of mentale uitrusting, dan kun je op het gebied van politiek, economie en bestuur dienstbaar zijn met deze stralen en/of de zevende straal. Wanneer je op de
2-4-6 lijn staat, zijn er andere dingen waarmee je hoogstwaarschijnlijk nuttiger kunt zijn; iedere straal heeft zijn eigen specifieke vorm van dienstbaarheid, en alle stralen behoren te dienen. Je zou kunnen zeggen dat er zeven verschillende manieren zijn om de wereld te dienen, hoewel ze natuurlijk op elkaar inwerken en elkaar overlappen.

De stralen zijn heel belangrijk om vast te stellen waar en hoe je kunt dienen. Déze groep is specifiek verbonden met, aangetrokken tot het werk van de wederverschijning van de Christus en het naar buiten treden van de Hiërarchie. Ongeacht wat je stralen zijn, kan dat je taak zijn: het werken aan en het bekendmaken van de informatie over de wederverschijning en het geleidelijke naar buiten treden van de meesters op het grofstoffelijke gebied. Dat is de taak van iedereen in al die groepen over de hele wereld; ongeacht welke andere dingen hen bezig houden of interesseren, dat is hun voornaamste taak, dat is waarom zij in incarnatie zijn gekomen. Ze zijn in deze tijd geïncarneerd en worden met name tot deze boodschap en deze ideeën aangetrokken omdat zij daarbij nodig zijn.

 

V. Waar is de scheppingsdraad verankerd in de mens? In het ajnacentrum?

A. Nee, die is verankerd in de keel; het chakra dat verbonden is met de draad van creativiteit is het keelchakra. Te zijner tijd kom je er achter dat er een techniek of proces is om het tweevoudige hoofdcentrum (het hoofdcentrum verbindt het ajna- en het kruincentrum als hoofdcentrum), het keelcentrum, en het hartcentrum met elkaar te verbinden. Deze drie centra vormen een driehoek en door die driehoek vindt de activiteit van de ontwikkelde discipel plaats. Hierdoor wordt in de eerste plaats de verbinding met de ziel gebouwd, de eerste overspanning van de brug van de antahkarana, door mentale activiteit. Het gebeurt door bewuste visualisatie, bewuste mentale activiteit, en het gebruik van de scheppende verbeelding. Het tweede deel, de verbinding met de monade, de vonk van God wordt door de ziel zelf in licht geschapen, daar de mens tegen die tijd ziele-doordrenkt is.

Wanneer de vierde inwijding genomen wordt, is men geheel ziele-doordrenkt. Driekwart van het lichaam bestaat dan uit licht. De cellen stralen energie uit die niet meer atomisch, maar sub-atomisch van aard is. Na verloop van tijd is men gereed voor de vijfde inwijding, waarbij het hele proces wordt vervolmaakt. De ziel, die duizenden incarnaties lang gefungeerd heeft als de goddelijke middelaar tussen de monade en de man of vrouw in incarnatie, is niet langer nodig als afzonderlijke entiteit. De ziel was nodig om de hoedanigheden van de monade omlaag te brengen: geestelijke wil, liefde/wijsheid of boeddhi, en geestelijke intelligentie of manas (manas betekent letterlijk denkvermogen). Het manasische niveau is het eerste waarmee men contact maakt, omdat dit het laagste ligt, het dichtst bij het stoffelijke gebied. Boeddhi, het liefde/wijsheid-aspect, is het volgende. Het chakra bovenin het hoofd heeft drie groepen bloembladen die elkaar omsluiten. De buitenste, de bloembladen van kennis, gaan als eerste open. Hierdoor komt de energie van manas vrij. Dan openen zich de bloembladen van liefde/wijsheid, die de energie van boeddhi vrijgeven. Als laatste wordt de wil of het doel, atma, van de binnenste bloembladen vrijgegeven om het leven van de discipel te galvaniseren en te sturen.

 

V. Waar wordt het wilsaspect van de monade weerspiegeld op een lager gebied?

A. Via de zesde straal. Het begeertebeginsel is de lagere uitdrukking van het wilsaspect. Het eerste aspect is het levensaspect. Op het hogere niveau is dat wil, doel. Op het lagere, in zijn negatieve uitdrukking, is het louter begeerte; het is het begeertebeginsel van leven in de vorm.

Het ligt in de aard van de vorm om te begeren, het is niet de wil die begeert. De wil drukt zich uit als doel. Maar het begeertebeginsel begeert dit, wil dat. Het reageert op de verlokkingen van bezit. Het is de verlokking van bezit die mensen onwetend houdt, in de ban houdt van wat men bezit. Er is geen vooruitgang mogelijk zolang dat het heersende beginsel is.

Geleidelijk, door het leven, door de pijn en het lijden van het leven, verandert dat zelfzuchtige begeertebeginsel in dienstbaarheid. Dat wat begeerd wordt voor het waargenomen afgescheiden zelf verandert door de invloed van de ziel, die onzelfzuchtig is. De ziel kent alleen altruïstische, onpersoonlijke dienstbaarheid. Geleidelijk inspireert die hoedanigheid de mens en hij wordt niet langer beheerst door het begeertebeginsel. Het slijt langzaam en verandert in aspiratie, eerst in emotionele aspiratie en dan geleidelijk in juiste meditatie, juiste dienstbaarheid, door de bouw van de antahkarana en het contact, de daaruit voort komende samensmelting met de ziel.

Meditatie is het begin. Dat schept de verbinding, dan begint het proces van contact tussen de persoon en de ziel. Door die eerste verbinding, die geleidelijke éénwording, vindt de versmelting plaats van de mens met de ziel. Aspiratie verandert op haar beurt in onverzettelijke wil, de wil van het gekende doel dat dan het leven beheerst. Nadat de bloembladen van de wil eenmaal geopend zijn (de binnenste drie bloembladen in het "hart van de lotus") en het "juweel" is onthuld, kan het doel dat de monade met zijn uitdrukking heeft door de nu ziele-doordrenkte mens getoond worden. Dan krijg je het volkomen wil-gestuurde, doelbewuste leven van de hogere ingewijde. Dat is wat voor allen in het verschiet ligt.