Brieven van lezers -- april 1997


Geen overgave

(1) London, 29 juni 1996. Ik loop door Brick Lane, in de wijk van Londen waar Maitreya aanvankelijk zijn hoofdkwartier had. Er wordt een straatfestival voorbereid en het is druk. Plotseling loopt er een grote man voor me langs. Hij zegt: "We zullen strijden op de stranden." Natuurlijk herken ik die woorden, want ze komen uit "Aftocht uit Vlaanderen", Churchills grote "oorlogsrede" en mijn favoriete voorbeeld van verbale zeggingskracht en elegantie.

De man lijkt een Indiër, heeft een Sikh-tulband op en lijkt me een eerste-straals persoonlijkheid en eerste-straals fysiek lichaam te hebben. Ondanks zijn postuur beweegt hij lichtvoetig.

We lopen allebei door en de korte dialoog die zich ontwikkelt duurt maar een paar seconden. Ik vraag hem: "Strijden tegen wie?" Misschien is het niet letterlijk, maar zijn antwoord komt neer op: "We zullen strijden tegen hen die strijden tegen ons." Over zijn schouder voegt hij er aan toe: "We zullen ons nooit overgeven", nog een zinsnede van Churchill. Mijn antwoord: "Reken op mij." Hij draait zich om, kijkt me recht in de ogen en zegt: "ZEER bedankt."

Een korte eenacter die, zo kort als het duurde, me slechts in de marge verbaasde. Maar in de dagen die er op volgden, begon ik de gebeurtenis geleidelijk te reconstrueren en na te denken over de ongewone elementen ervan.

Natuurlijk, zonderlingen die onbekende voorbijgangers toespreken zijn er genoeg. Maar zonderlingen die correct Churchill citeren zijn al weer schaarser. Vooral wanneer ze accentloos Oxford-Engels spreken, althans in mijn Nederlandse oren. En hoe waarschijnlijk is het als die woorden bovendien worden gezegd tegen een willekeurige vreemdeling die ze toevallig kent en er z’n hele leven eerbiedig ontzag voor heeft gehad? Daar komt bij, maar hier wordt het verhaal geheel subjectief, dat deze woorden voor mij perfect de vastberaden koppigheid samenvatten waarmee ik lijk vastgeplakt aan het werk van het bekendmaken van Maitreya’s aanwezigheid.

Daarom doet het er in zekere zin weinig toe of deze man (doordringende, scherpe ogen met een twinkeling) al dan niet een senior lid van de Hiërarchie was, hoewel ik geleidelijk ben gaan denken dat hij misschien mijn meester geweest kan zijn.

Al was hij dat niet, wat hij zei was de spijker op z’n kop. Gebrek aan respons? Weerstand? Uiteraard. "Uitstel"? Wrijving tussen de medewerkers? Vanzelfsprekend. Vermoeid? Reken maar. Maar overgeven? Nooit.

P.L., Nederland.

Benjamin Creme’s meester bevestigt dat de "zonderlinge" Sikh Maitreya was.


Voorrang

(2) Op een kruispunt van smalle straten, in mijn woonplaats, kom ik met mijn auto tegenover een vrachtwagen te staan. Een van ons beide moet achteruit, en omdat ik recht op voorrang heb, besluit ik geen millimeter te bewegen. De vrachtwagenchauffeur stapt uit, ik verwacht bonje, maar ik heb geen enkele aanvechting tot inschikkelijkheid. Motor uit, armen over elkaar, alle tijd van de wereld.

Ik draai mijn raam open en de chauffeur vraagt me allervriendelijkst of ik een stukje achteruit wil rijden. Nee, dat wil ik niet. Maar zie ik dan niet, dat het voor hem erg moeilijk is? Er staan immers al allerlei auto’s achter hem? En voor mij is het een koud kunstje. Kan wel zijn, zeg ik koeltjes, maar ik pieker er niet over. Altijd en eeuwig die vrachtwagens die, omdat ze nu eenmaal het gelijk van hun grotere gewicht achter zich hebben, de baas wensen te spelen.

De man blijft ontspannen en allervriendelijkst. Ik schat hem een jaar of vijftig, misschien iets ouder. Beleefd geeft hij me groot gelijk. Maar zou ik toch niet willen overwegen om een klein stukje achteruit te gaan? Natuurlijk had hij de weg voor me vrij moeten laten. Maar nu het eenmaal zo is gegaan, is het nu toch niet logischer en gemakkelijker als ik wat terugrijd?

Ik begin te smelten. Mensen die een beroep doen op redelijkheid hebben meestal geen kind aan me. Als ze dan ook nog de methode toepassen van harmonie door harmonie ben ik helemaal weerloos. Nog even zeg ik, aarzelend, dat ik er eigenlijk weinig voor voel. Maar hij herhaalt minzaam z’n volkomen gerechtvaardigde gezichtspunt, en ik haal bakzeil. Lachend zeg ik dat hij gelijk heeft, hij lacht vrolijk terug, en ik schakel in m’n achteruit.

Dat is alles. Waarom ik dan toch sinds het voorval zich voordeed, een jaar of nog langer, rond ben blijven lopen met de gedachte dat het misschien Maitreya was? Ik zou het niet precies weten, al valt er, uit de oppervlakkige conversatie, wel een interessant brokje levenwijsheid te destilleren.

P.L., Nederland.

P.S. Een paar dagen later reed ik over hetzelfde kruispunt, om te ontdekken dat de vrachtwagenchauffeur van meet af aan het gelijk aan zijn kant had gehad. Ik was degene die voorrang had moeten verlenen.

Benjamin Creme’s meester bevestigt dat de chauffeur van de vrachtwagen Maitreya was.


Hiërarchische hulp

(3) Veel langer geleden, het was in of rond 1970, raakte ik betrokken bij een ander verkeersincident, waarbij ik wèl het gelijk aan mijn kant had, al schoot ik daar op zich weinig mee op. Ik kwam met volle vaart (van naar schatting een kilometer of 100) terecht onder een plotseling afslaande militaire truck. Even later gluurden tegenliggers doodsbleek en geschrokken om de truck heen, ervan overtuigd geconfronteerd te worden met een bloedblad. Geen wonder, want de klap was kolossaal en mijn auto was, precies tot aan het stuur, onder de truck geschoven. Tussen mijn knieën en de enorme wielen zat nauwelijks enige ruimte. Op een schrammetje na mankeerde ik echter niets; ik was zelfs maar matig geschrokken. Maar als ik naga wat er gebeurd had kunnen en logischerwijs had moéten zijn, dan lijkt het niet onwaarschijnlijk dat ik het voorrecht heb gehad van hiërarchische hulp.

P.L., Nederland.

Benjamin Creme’s meester aanvaardt de volle verantwoordelijkheid voor deze inmenging in de wet der botsingen.


Goede raad

(4) Het is voorjaar, vermoedelijk in 1960. Ik zit, bijna zeventien jaar oud, op een bankje in St. James Park te genieten van mijn eerste bezoek aan Londen. Naast mij zit een vriendelijk echtpaar, in mijn jeugdige ogen zijn ze oud. We raken in gesprek. Als ik het goed hoor, is hun accent Iers, terwijl ik me uitdruk in monosyllabisch school-Engels. Het gaat over koetjes en kalfjes. Vind ik het leuk hier? Zit ik nog op school? Dat soort dingen. Niets bijzonders dus.

Op een gegeven moment zegt de man gemoedelijk: "Het leven is kort, m’n jongen, maak er het beste van." Hij herhaalt het een keer of drie. Opnieuw: niks bijzonders. Het soort platitude eigenlijk dat je, uit de mond komend van ouderen, op die leeftijd verfoeit. De uitspraak trof me echter als waar en belangrijk. Dat het leven kort is, nee, dat zei me niets, maar zijn suggestie om er het beste van te maken, raakte me. Ik zou niet willen beweren dat het de grote leidraad van mijn leven geworden is, maar op de een of andere manier is het me altijd bijgebleven en heb ik er, met enige regelmaat, aan teruggedacht. Om die reden vraag ik me nu, zoveel jaren later, af of dit Ierse koppel misschien van hiërarchische afkomst was?

P.L., Nederland.

Benjamin Creme’s meester bevestigt dat de man Maitreya was en de vrouw de meester Jezus.


Regisseur: de meester Jezus

(5) Nog veel dieper in mijn geheugen zit een herinnering, die sinds vele jaren in de vergetelheid was geraakt. Een opmerking van Benjamin Creme over "vroege jeugd", geuit in 1996 tijdens een Transmissie Conferentie, zette onverwacht een luikje open.

Ik ben een jaar of vijf, zes en speel bij een buurmeisje. Om een reden die ik niet meer weet, vindt de buurvrouw me ondeugend en ze bedenkt daarvoor een curieuze straf: ze stopt me in een nauwe, pikdonkere ruimte onder een trap. Hoe lang ik er gezeten heb, weet ik niet. Vijf minuten, een uur? Geen idee. Het had me trouwens niet lang genoeg kunnen duren, want voor mijn ogen ontrolde zich, als in een film, een patroon van kleurrijke, bewegende beelden. Of die beelden betekenis hadden, kan ik me niet herinneren. Maar wel dat ik gefascineerd heb zitten kijken, zonder een spoor van angst voor de benauwde situatie waarin ik verzeild was geraakt.

Onlangs vroeg ik mijn moeder of zij zich iets kon herinneren van het incident. Dat kon ze, ze wist zelfs dat het zich op een vrijdag had afgespeeld en bovendien dat ik inderdaad een paar keer dingen probeerde uit te leggen over "kleuren" die ik gezien zou hebben. Daar begreep ze uiteraard weinig van, net zo min als ik trouwens. Was hier een meesterlijke hand in het spel?

P.L., Nederland.

Benjamin Creme’s meester bevestigt dat het de meester Jezus was die besloot om de, toen nog zo jonge, gelovige enig vermaak te bieden, om hem een anders misschien traumatische ervaring te besparen.


Te laat!

Een paar jaar geleden nam ik op een mooie, zonnige dag de trein naar Amsterdam. Ik weet nog dat ik een mooie shawar kamis, geel met roodbruine motiefjes, droeg (een tuniek dat moslim-vrouwen vaak dragen). Die had ik van een Pakistaanse vriendin gekregen en ik draag deze kleding graag.

Nadat ik wat rondgelopen had, ben ik de Bijenkorf binnengestapt om mezelf op thee met ‘wat lekkers’ te trakteren. Daar zo lekker zittend, bekeek ik de spulletjes die ik gekocht had, waaronder zogeheten "alignment cards". Ik had ze gekocht vanwege de gelijkenis met mijn symbooltje (een stervorm met acht stralen) en omdat er op de achterkant stond "Vleugels (Lichtlichaam)" stond.

Terwijl ik de kaarten bekeek, kwam er een armoedig geklede man met halflang haar het restaurant binnen. Aan het tafeltje links van mij zaten een moeder en dochter. De man ging naar hun tafel en vroeg beleefd of ze misschien een gulden voor hem hadden. Ze keken verstoord op en weigerden. Ik weet nog dat ik mij wat ongemakkelijk voelde. Wat als hij ook naar mijn tafeltje kwam? Ik moest steeds naar hem kijken, hij had zo’n mooi gezicht en hele speciale ogen. Natuurlijk kwam hij ook naar mij en vroeg met een mooie, zachte stem ook beleefd aan mij wat geld. Ik keek hem nogmaals aan, pakte mijn portemonnee en gaf hem een paar gulden. Tegelijkertijd voelde ik mij beschaamd. Waarom niet gevraagd of hij iets wilde eten of drinken? Hij bedankte me vriendelijk en schonk mij een mooie glimlach. Nog steeds weifelde ik. Zou ik het hem vragen? Ik aarzelde te lang. Een serveerster pakte hem beet en zette hem buiten het restaurant met de mededeling dat als ze hem weer zou zien, de politie gebeld zou worden. Vervolgens kwam ze naar mij toe en vroeg me hem geen geld meer te geven, anders zou hij steeds terugkomen en ook de andere gasten blijven lastigvallen. Ik zei: "Hij viel mij niet lastig, hij vroeg gewoon beleefd iets aan mij." Ze herhaalde: "Doe het niet meer a.u.b., ook voor de andere gasten." Ik gaf haar gelijk, maar ik voelde me net alsof ik iemand heel erg afviel. Ik hoopte hem later nog terug te vinden om alsnog te doen waar ik zo lang, te lang over geaarzeld had.

Ik heb hem niet meer teruggezien. Steeds weer zie ik zijn gezicht voor me. Hij heeft diepe indruk op mij gemaakt. Kan het zijn dat hij, behalve een mooi medemens, misschien Maitreya of de meester Jezus was?

Catharina-Dorinde Rypkema, St Nicholaasga.

De meester van Benjamin Creme bevestigt dat de man Maitreya was.


Oog in oog

Het was in de vroege ochtend van 7 op 8 juli 1996. Een paar dagen daarvoor was ik totaal uitgeput geweest en ik verkeerde in diepe slaap. Plotseling merkte ik een aanwezigheid. Het kwam uit de richting van het raam rechts van mij en ik werd er wakker van. Ik dacht dat ik droomde. Ik opende mijn ogen, nog zwaar van de slaap, en op dat moment keken twee zuivere, stralende lichtbruine ogen mij indringend aan. Binnen een paar seconden ontmoette ik twee keer zijn blik. De ogen leken zo zuiver en vredig als een oceaan van goud. Ik ging weer slapen, maar dit visioen hield me de dag daarop de hele tijd bezig. Ik blijf maar steeds aan deze ervaring denken. Zou u dit kunnen uitleggen?

Marthe Alies (Frankrijk).

De meester van Benjamin Creme verklaart dat dit een ervaring van Maitreya was.


Genezen door de kruisen van licht

In Share Nederland van juli/augustus 1996 schreef Buddy Piper over zijn bezoek aan de Copper Ridge baptistenkerk in de buurt van Knoxville, Tennessee. Daar verschijnen sinds 8 november 1995 elke dag kruisen van licht. Er zijn meer dan 60 genezingen gemeld ten gevolge van deze mooie verschijningen. Ik ben een van de mensen die door de genezende hand van God is aangeraakt nadat ik dit spirituele verschijnsel had gezien.

Vanaf april 1995 tot 27 mei 1996 had ik een kwellende pijn in mijn hoofd die zonder enige verlichting soms wel zes dagen achtereen kon aanhouden. Tijdens deze 14 maanden durende ziekte zocht ik de hulp van kruiden, een tandarts, twee specialisten op het gebied van allergieën, mijn huisarts, een gynaecoloog en twee neurochirurgen. Het was de tweede neurochirurg die een tumor ontdekte op een zeer lastige plaats in mijn hersens. Nadat ik op een vrijdag de diagnose had gehoord, werd ik uitgenodigd om naar het zuiden te gaan voor een korte vakantie. Ik ging graag en wilde mijn ogen de kost geven met het mooie landschap.

Toen we in Tennessee aankwamen, hoorden we over de mooie kruisen van licht die in een klein kerkje verschijnen. Meer werd ons eigenlijk niet verteld. We kwamen ’s middags om 14.30 uur aan bij de Copper Ridge-kerk. Ik sprong gelijk uit de wagen met mijn camera in de aanslag op zoek naar een goed plekje om de kruisen te kunnen bekijken. Ik stond buiten de kerk en keek [door een raam] door de kerk heen naar de ramen aan de andere kant. Wat ik toen zag zou mijn leven veranderen! Daar, voor mij, zag ik een gouden kruis dat het hele raam vulde. De energie die van het kruis kwam, gaf me kracht. Ik liep snel naar de andere twee ramen aan dezelfde kant van de kerk. Die boden hetzelfde adembenemende uitzicht. De hele ervaring duurde slechts een paar minuten omdat we weer weg moesten. Toen we de oprit van de parkeerplaats afreden had ik kippevel op mijn armen. Een van ons zei dat we zojuist een wonder hadden gezien.

Binnen twee dagen wist ik dat God mij had aangeraakt. Voor de eerste keer in meer dan een jaar kwam ik uit mijn diepe depressie, mijn slopende pijn en mijn afzondering. Ik was gezond en had geen pijn meer!

Op de avond van de tweede dag, 29 mei 1996, belde ik vol verwachting naar het kleine kerkje op een heuveltje aan de voet van de bergen van Tennessee. Dominee Joe Bullard was juist bezig aan zijn preek van die woensdagavond en ik kreeg een lid van de gemeente aan de telefoon. Ik legde hem kort uit dat ik twee dagen daarvoor de kruisen had gezien. Ik zei dat ik slechts één vraag wilde stellen: "Zijn er genezingen gemeld door mensen die de kruisen gezien hebben?" "O ja", antwoordde hij enthousiast. Ik zei: "Nou, dan kunt u mijn naam aan de lijst toevoegen."

Het is nu negen maanden na mijn genezing door de kruisen. Ik ben inmiddels vier keer terug geweest en ik heb letterlijk honderden mensen van Gods wonderen verteld. Ik heb mijn verhaal in de plaatselijke krant verteld, aan een Europese journalist en aan iedereen die lang genoeg stil blijft staan om het aan te horen. Ik heb heel veel telefoontjes en brieven van buiten de staat Indiana gekregen van mensen die inspiratie nodig hebben of over hun eigen ervaringen met de kruisen van licht willen vertellen. Iedereen die daar behoefte aan heeft mag hierover met mij contact opnemen.

Joan Anderson, 2508 Kent Avenue, Kokomo, Indiana 46902, VS