Geen
overgave (1) London, 29 juni 1996. Ik loop
door Brick Lane, in de wijk van Londen waar Maitreya aanvankelijk zijn hoofdkwartier had.
Er wordt een straatfestival voorbereid en het is druk. Plotseling loopt er een grote man
voor me langs. Hij zegt: "We zullen strijden op de stranden." Natuurlijk herken
ik die woorden, want ze komen uit "Aftocht uit Vlaanderen", Churchills grote
"oorlogsrede" en mijn favoriete voorbeeld van verbale zeggingskracht en
elegantie.
De man lijkt een Indiër, heeft een Sikh-tulband op en
lijkt me een eerste-straals persoonlijkheid en eerste-straals fysiek lichaam te hebben.
Ondanks zijn postuur beweegt hij lichtvoetig.
We lopen allebei door en de korte dialoog die zich
ontwikkelt duurt maar een paar seconden. Ik vraag hem: "Strijden tegen wie?"
Misschien is het niet letterlijk, maar zijn antwoord komt neer op: "We zullen
strijden tegen hen die strijden tegen ons." Over zijn schouder voegt hij er aan toe:
"We zullen ons nooit overgeven", nog een zinsnede van Churchill. Mijn antwoord:
"Reken op mij." Hij draait zich om, kijkt me recht in de ogen en zegt:
"ZEER bedankt."
Een korte eenacter die, zo kort als het duurde, me slechts
in de marge verbaasde. Maar in de dagen die er op volgden, begon ik de gebeurtenis
geleidelijk te reconstrueren en na te denken over de ongewone elementen ervan.
Natuurlijk, zonderlingen die onbekende voorbijgangers
toespreken zijn er genoeg. Maar zonderlingen die correct Churchill citeren zijn al weer
schaarser. Vooral wanneer ze accentloos Oxford-Engels spreken, althans in mijn Nederlandse
oren. En hoe waarschijnlijk is het als die woorden bovendien worden gezegd tegen een
willekeurige vreemdeling die ze toevallig kent en er zn hele leven eerbiedig ontzag
voor heeft gehad? Daar komt bij, maar hier wordt het verhaal geheel subjectief, dat deze
woorden voor mij perfect de vastberaden koppigheid samenvatten waarmee ik lijk vastgeplakt
aan het werk van het bekendmaken van Maitreyas aanwezigheid.
Daarom doet het er in zekere zin weinig toe of deze man
(doordringende, scherpe ogen met een twinkeling) al dan niet een senior lid van de
Hiërarchie was, hoewel ik geleidelijk ben gaan denken dat hij misschien mijn meester
geweest kan zijn.
Al was hij dat niet, wat hij zei was de spijker op zn
kop. Gebrek aan respons? Weerstand? Uiteraard. "Uitstel"? Wrijving tussen de
medewerkers? Vanzelfsprekend. Vermoeid? Reken maar. Maar overgeven? Nooit.
P.L., Nederland.
Benjamin Cremes meester bevestigt dat de
"zonderlinge" Sikh Maitreya was.
Voorrang
(2) Op een kruispunt van smalle straten, in mijn
woonplaats, kom ik met mijn auto tegenover een vrachtwagen te staan. Een van ons beide
moet achteruit, en omdat ik recht op voorrang heb, besluit ik geen millimeter te bewegen.
De vrachtwagenchauffeur stapt uit, ik verwacht bonje, maar ik heb geen enkele aanvechting
tot inschikkelijkheid. Motor uit, armen over elkaar, alle tijd van de wereld.
Ik draai mijn raam open en de chauffeur vraagt me
allervriendelijkst of ik een stukje achteruit wil rijden. Nee, dat wil ik niet. Maar zie
ik dan niet, dat het voor hem erg moeilijk is? Er staan immers al allerlei autos
achter hem? En voor mij is het een koud kunstje. Kan wel zijn, zeg ik koeltjes, maar ik
pieker er niet over. Altijd en eeuwig die vrachtwagens die, omdat ze nu eenmaal het gelijk
van hun grotere gewicht achter zich hebben, de baas wensen te spelen.
De man blijft ontspannen en allervriendelijkst. Ik schat
hem een jaar of vijftig, misschien iets ouder. Beleefd geeft hij me groot gelijk. Maar zou
ik toch niet willen overwegen om een klein stukje achteruit te gaan? Natuurlijk had hij de
weg voor me vrij moeten laten. Maar nu het eenmaal zo is gegaan, is het nu toch niet
logischer en gemakkelijker als ik wat terugrijd?
Ik begin te smelten. Mensen die een beroep doen op
redelijkheid hebben meestal geen kind aan me. Als ze dan ook nog de methode toepassen van
harmonie door harmonie ben ik helemaal weerloos. Nog even zeg ik, aarzelend, dat ik er
eigenlijk weinig voor voel. Maar hij herhaalt minzaam zn volkomen gerechtvaardigde
gezichtspunt, en ik haal bakzeil. Lachend zeg ik dat hij gelijk heeft, hij lacht vrolijk
terug, en ik schakel in mn achteruit.
Dat is alles. Waarom ik dan toch sinds het voorval zich
voordeed, een jaar of nog langer, rond ben blijven lopen met de gedachte dat het misschien
Maitreya was? Ik zou het niet precies weten, al valt er, uit de oppervlakkige conversatie,
wel een interessant brokje levenwijsheid te destilleren.
P.L., Nederland.
P.S. Een paar dagen later reed ik over hetzelfde kruispunt,
om te ontdekken dat de vrachtwagenchauffeur van meet af aan het gelijk aan zijn kant had
gehad. Ik was degene die voorrang had moeten verlenen.
Benjamin Cremes meester bevestigt dat de chauffeur
van de vrachtwagen Maitreya was.
Hiërarchische hulp
(3) Veel langer geleden, het was in of rond 1970, raakte ik
betrokken bij een ander verkeersincident, waarbij ik wèl het gelijk aan mijn kant had, al
schoot ik daar op zich weinig mee op. Ik kwam met volle vaart (van naar schatting een
kilometer of 100) terecht onder een plotseling afslaande militaire truck. Even later
gluurden tegenliggers doodsbleek en geschrokken om de truck heen, ervan overtuigd
geconfronteerd te worden met een bloedblad. Geen wonder, want de klap was kolossaal en
mijn auto was, precies tot aan het stuur, onder de truck geschoven. Tussen mijn knieën en
de enorme wielen zat nauwelijks enige ruimte. Op een schrammetje na mankeerde ik echter
niets; ik was zelfs maar matig geschrokken. Maar als ik naga wat er gebeurd had kunnen en
logischerwijs had moéten zijn, dan lijkt het niet onwaarschijnlijk dat ik het voorrecht
heb gehad van hiërarchische hulp.
P.L., Nederland.
Benjamin Cremes meester aanvaardt de volle
verantwoordelijkheid voor deze inmenging in de wet der botsingen.
Goede raad
(4) Het is voorjaar, vermoedelijk in 1960. Ik zit, bijna
zeventien jaar oud, op een bankje in St. James Park te genieten van mijn eerste bezoek aan
Londen. Naast mij zit een vriendelijk echtpaar, in mijn jeugdige ogen zijn ze oud. We
raken in gesprek. Als ik het goed hoor, is hun accent Iers, terwijl ik me uitdruk in
monosyllabisch school-Engels. Het gaat over koetjes en kalfjes. Vind ik het leuk hier? Zit
ik nog op school? Dat soort dingen. Niets bijzonders dus.
Op een gegeven moment zegt de man gemoedelijk: "Het
leven is kort, mn jongen, maak er het beste van." Hij herhaalt het een keer of
drie. Opnieuw: niks bijzonders. Het soort platitude eigenlijk dat je, uit de mond komend
van ouderen, op die leeftijd verfoeit. De uitspraak trof me echter als waar en belangrijk.
Dat het leven kort is, nee, dat zei me niets, maar zijn suggestie om er het beste van te
maken, raakte me. Ik zou niet willen beweren dat het de grote leidraad van mijn leven
geworden is, maar op de een of andere manier is het me altijd bijgebleven en heb ik er,
met enige regelmaat, aan teruggedacht. Om die reden vraag ik me nu, zoveel jaren later, af
of dit Ierse koppel misschien van hiërarchische afkomst was?
P.L., Nederland.
Benjamin Cremes meester bevestigt dat de man
Maitreya was en de vrouw de meester Jezus.
Regisseur: de meester Jezus
(5) Nog veel dieper in mijn geheugen zit een herinnering,
die sinds vele jaren in de vergetelheid was geraakt. Een opmerking van Benjamin Creme over
"vroege jeugd", geuit in 1996 tijdens een Transmissie Conferentie, zette
onverwacht een luikje open.
Ik ben een jaar of vijf, zes en speel bij een buurmeisje.
Om een reden die ik niet meer weet, vindt de buurvrouw me ondeugend en ze bedenkt daarvoor
een curieuze straf: ze stopt me in een nauwe, pikdonkere ruimte onder een trap. Hoe lang
ik er gezeten heb, weet ik niet. Vijf minuten, een uur? Geen idee. Het had me trouwens
niet lang genoeg kunnen duren, want voor mijn ogen ontrolde zich, als in een film, een
patroon van kleurrijke, bewegende beelden. Of die beelden betekenis hadden, kan ik me niet
herinneren. Maar wel dat ik gefascineerd heb zitten kijken, zonder een spoor van angst
voor de benauwde situatie waarin ik verzeild was geraakt.
Onlangs vroeg ik mijn moeder of zij zich iets kon
herinneren van het incident. Dat kon ze, ze wist zelfs dat het zich op een vrijdag had
afgespeeld en bovendien dat ik inderdaad een paar keer dingen probeerde uit te leggen over
"kleuren" die ik gezien zou hebben. Daar begreep ze uiteraard weinig van, net zo
min als ik trouwens. Was hier een meesterlijke hand in het spel?
P.L., Nederland.
Benjamin Cremes meester bevestigt dat het de
meester Jezus was die besloot om de, toen nog zo jonge, gelovige enig vermaak te bieden,
om hem een anders misschien traumatische ervaring te besparen.
Te laat!
Een paar jaar geleden nam ik op een mooie, zonnige dag de
trein naar Amsterdam. Ik weet nog dat ik een mooie shawar kamis, geel met
roodbruine motiefjes, droeg (een tuniek dat moslim-vrouwen vaak dragen). Die had ik van
een Pakistaanse vriendin gekregen en ik draag deze kleding graag.
Nadat ik wat rondgelopen had, ben ik de Bijenkorf
binnengestapt om mezelf op thee met wat lekkers te trakteren. Daar zo lekker
zittend, bekeek ik de spulletjes die ik gekocht had, waaronder zogeheten "alignment
cards". Ik had ze gekocht vanwege de gelijkenis met mijn symbooltje (een stervorm met
acht stralen) en omdat er op de achterkant stond "Vleugels (Lichtlichaam)"
stond.
Terwijl ik de kaarten bekeek, kwam er een armoedig geklede
man met halflang haar het restaurant binnen. Aan het tafeltje links van mij zaten een
moeder en dochter. De man ging naar hun tafel en vroeg beleefd of ze misschien een gulden
voor hem hadden. Ze keken verstoord op en weigerden. Ik weet nog dat ik mij wat
ongemakkelijk voelde. Wat als hij ook naar mijn tafeltje kwam? Ik moest steeds naar hem
kijken, hij had zon mooi gezicht en hele speciale ogen. Natuurlijk kwam hij ook naar
mij en vroeg met een mooie, zachte stem ook beleefd aan mij wat geld. Ik keek hem nogmaals
aan, pakte mijn portemonnee en gaf hem een paar gulden. Tegelijkertijd voelde ik mij
beschaamd. Waarom niet gevraagd of hij iets wilde eten of drinken? Hij bedankte me
vriendelijk en schonk mij een mooie glimlach. Nog steeds weifelde ik. Zou ik het hem
vragen? Ik aarzelde te lang. Een serveerster pakte hem beet en zette hem buiten het
restaurant met de mededeling dat als ze hem weer zou zien, de politie gebeld zou worden.
Vervolgens kwam ze naar mij toe en vroeg me hem geen geld meer te geven, anders zou hij
steeds terugkomen en ook de andere gasten blijven lastigvallen. Ik zei: "Hij viel mij
niet lastig, hij vroeg gewoon beleefd iets aan mij." Ze herhaalde: "Doe het niet
meer a.u.b., ook voor de andere gasten." Ik gaf haar gelijk, maar ik voelde me net
alsof ik iemand heel erg afviel. Ik hoopte hem later nog terug te vinden om alsnog te doen
waar ik zo lang, te lang over geaarzeld had.
Ik heb hem niet meer teruggezien. Steeds weer zie ik zijn
gezicht voor me. Hij heeft diepe indruk op mij gemaakt. Kan het zijn dat hij, behalve een
mooi medemens, misschien Maitreya of de meester Jezus was?
Catharina-Dorinde Rypkema, St Nicholaasga.
De meester van Benjamin Creme bevestigt dat de man
Maitreya was.
Oog in oog
Het was in de vroege ochtend van 7 op 8 juli 1996. Een paar
dagen daarvoor was ik totaal uitgeput geweest en ik verkeerde in diepe slaap. Plotseling
merkte ik een aanwezigheid. Het kwam uit de richting van het raam rechts van mij en ik
werd er wakker van. Ik dacht dat ik droomde. Ik opende mijn ogen, nog zwaar van de slaap,
en op dat moment keken twee zuivere, stralende lichtbruine ogen mij indringend aan. Binnen
een paar seconden ontmoette ik twee keer zijn blik. De ogen leken zo zuiver en vredig als
een oceaan van goud. Ik ging weer slapen, maar dit visioen hield me de dag daarop de hele
tijd bezig. Ik blijf maar steeds aan deze ervaring denken. Zou u dit kunnen uitleggen?
Marthe Alies (Frankrijk).
De meester van Benjamin Creme verklaart dat dit een
ervaring van Maitreya was.
Genezen door de kruisen van licht
In Share Nederland van juli/augustus 1996 schreef
Buddy Piper over zijn bezoek aan de Copper Ridge baptistenkerk in de buurt van Knoxville,
Tennessee. Daar verschijnen sinds 8 november 1995 elke dag kruisen van licht. Er zijn meer
dan 60 genezingen gemeld ten gevolge van deze mooie verschijningen. Ik ben een van de
mensen die door de genezende hand van God is aangeraakt nadat ik dit spirituele
verschijnsel had gezien.
Vanaf april 1995 tot 27 mei 1996 had ik een kwellende pijn
in mijn hoofd die zonder enige verlichting soms wel zes dagen achtereen kon aanhouden.
Tijdens deze 14 maanden durende ziekte zocht ik de hulp van kruiden, een tandarts, twee
specialisten op het gebied van allergieën, mijn huisarts, een gynaecoloog en twee
neurochirurgen. Het was de tweede neurochirurg die een tumor ontdekte op een zeer lastige
plaats in mijn hersens. Nadat ik op een vrijdag de diagnose had gehoord, werd ik
uitgenodigd om naar het zuiden te gaan voor een korte vakantie. Ik ging graag en wilde
mijn ogen de kost geven met het mooie landschap.
Toen we in Tennessee aankwamen, hoorden we over de mooie
kruisen van licht die in een klein kerkje verschijnen. Meer werd ons eigenlijk niet
verteld. We kwamen s middags om 14.30 uur aan bij de Copper Ridge-kerk. Ik sprong
gelijk uit de wagen met mijn camera in de aanslag op zoek naar een goed plekje om de
kruisen te kunnen bekijken. Ik stond buiten de kerk en keek [door een raam] door de kerk
heen naar de ramen aan de andere kant. Wat ik toen zag zou mijn leven veranderen! Daar,
voor mij, zag ik een gouden kruis dat het hele raam vulde. De energie die van het kruis
kwam, gaf me kracht. Ik liep snel naar de andere twee ramen aan dezelfde kant van de kerk.
Die boden hetzelfde adembenemende uitzicht. De hele ervaring duurde slechts een paar
minuten omdat we weer weg moesten. Toen we de oprit van de parkeerplaats afreden had ik
kippevel op mijn armen. Een van ons zei dat we zojuist een wonder hadden gezien.
Binnen twee dagen wist ik dat God mij had aangeraakt. Voor
de eerste keer in meer dan een jaar kwam ik uit mijn diepe depressie, mijn slopende pijn
en mijn afzondering. Ik was gezond en had geen pijn meer!
Op de avond van de tweede dag, 29 mei 1996, belde ik vol
verwachting naar het kleine kerkje op een heuveltje aan de voet van de bergen van
Tennessee. Dominee Joe Bullard was juist bezig aan zijn preek van die woensdagavond en ik
kreeg een lid van de gemeente aan de telefoon. Ik legde hem kort uit dat ik twee dagen
daarvoor de kruisen had gezien. Ik zei dat ik slechts één vraag wilde stellen:
"Zijn er genezingen gemeld door mensen die de kruisen gezien hebben?" "O
ja", antwoordde hij enthousiast. Ik zei: "Nou, dan kunt u mijn naam aan de lijst
toevoegen."
Het is nu negen maanden na mijn genezing door de kruisen.
Ik ben inmiddels vier keer terug geweest en ik heb letterlijk honderden mensen van Gods
wonderen verteld. Ik heb mijn verhaal in de plaatselijke krant verteld, aan een Europese
journalist en aan iedereen die lang genoeg stil blijft staan om het aan te horen. Ik heb
heel veel telefoontjes en brieven van buiten de staat Indiana gekregen van mensen die
inspiratie nodig hebben of over hun eigen ervaringen met de kruisen van licht willen
vertellen. Iedereen die daar behoefte aan heeft mag hierover met mij contact opnemen.
Joan Anderson, 2508 Kent Avenue, Kokomo, Indiana 46902,
VS
|