Brieven van lezers -- jan/feb 1997


De waterdrager

Ik reed op de noordelijke rondweg van Londen op een paar kilometer afstand van huis. Plotseling zag ik stoom onder de motorkap vandaan komen. Het waarschuwingssignaal klonk en het rode lampje ging branden. Bij de eerste verkeerslichten reed ik de lege parkeerplaats op van een gesloten café.

Toen ik uit de auto stapte, kwam er een man naar me toe die van de andere kant van de parkeerplaats leek te komen. "Problemen met de auto, mevrouw?" Hij was zwart, leek ongeveer 40 jaar oud, behoorlijk lang, goed gebouwd, en had een spijkerbroek aan. "Ik woon hier om de hoek." Het vreemde van het geval was, maar dat drong toen slechts half tot me door, dat hij nergens vandaan kon komen. De parkeerplaats was omgeven door een hoge muur waar verder geen opening in zat. De man zei dat hij automonteur was en vertelde me geheel op de toon van een monteur dat ik, als ik door zou rijden zonder water, de cilinders stuk zou rijden. Ik vertelde hem dat ik het pas geleden had laten maken.

Hij vroeg me of ik iets had om water in te doen. Ik had niets bij me, waarop hij zei dat hij zou kijken wat hij voor me kon regelen bij het benzinestation aan de overkant van de tweebaansweg. Hij kwam terug met een heel schone, rode plastic container vol met water, dat hij in de radiator goot. Hij had een sigaret in zijn hand.

Hij wachtte nog even om te kijken of de koeling het weer deed. Hij zei dat het hele koelsysteem schoongemaakt moest worden: "Als ik mijn gereedschap bij me had, zou ik het even doen" — of hij kon me laten zien wat er gedaan moest worden, of mijn man zou het kunnen doen. Ik zei dat mijn man totaal geen verstand heeft van auto’s. Hij zei me voorzichtig naar huis te rijden.

Aarzelend vroeg ik hem: "Wat ben ik u schuldig voor de moeite?" maar hij zei: "Het was geen moeite." Ik wilde niet aandringen, want dat zou hij misschien onbeleefd vinden. Toen ik hem bedankte, keek ik hem recht aan, omdat ik het vermoeden had dat het wellicht geen toeval was dat hij er op het juiste moment was. Maar zijn ogen hadden geen bijzondere uitstraling, hij leek gewoon een uiterst aardige man. Ik zag hem het laatst bij de verkeerslichten en zwaaide nog even. Ik geloof dat hij knikte. Thuisgekomen vertelde ik mijn man: "Het was verbazingwekkend: ik stond nog niet stil of daar was ‘mijn’ automonteur, alsof hij op me stond te wachten." Hoe meer ik er over nadacht, des te meer ik besefte dat hij in werkelijkheid gewoon uit het niets, maar op heel subtiele wijze, was verschenen.

Later zei mijn man tussen neus en lippen door: "Je moet de auto naar de garage brengen en zeggen dat een automonteur die Maitreya heet, heeft gezegd..." De rest kan ik me niet meer herinneren, omdat ik me ineens realiseerde dat ik het antwoord had op mijn nog onuitgesproken vraag en ik begon te trillen van verbazing en ontzag.

Achteraf herinnerde ik me dat op een bepaald moment tijdens deze ontmoeting er twee andere zwarte mensen, een man en een vrouw, langs liepen. Van het ene moment op het andere waren ze er en daarna waren ze ineens weer verdwenen. Ik vraag me af of ze iets met de automonteur te maken hadden. Niemand van hen zei iets, maar toen hij rondkeek, was het alsof ze elkaar kenden.

Phyllis Creme, Londen (GB).

De meester van Benjamin Creme bevestigt dat "de automonteur" Maitreya was en dat hij de container met water materialiseerde. De andere twee waren de meester Jezus en een discipel.


Geen slechte bedoelingen!

In januari dit jaar was ik in Malaga, zuid-Spanje, waar ik enkele jaren gewoond had. Voordat ik afgelopen mei naar Barcelona terugkeerde, kende ik Share International of Emerger Mundial (het Spaanse kwartaalblad, Red.) niet, dus ik wist niets van Maitreya. Ik zag de foto van Maitreya in Share International en in het kwartaalblad. Het duurde enkele weken voordat ik me realiseerde dat ik deze persoon al eerder had gezien.

Plotseling herinnerde ik me dat ik op een dag toen ik in een van de drukste straten van Malaga liep, op Avenida Principal, een hindoestaanse man vanaf ongeveer 20 meter afstand op mij toe zag lopen. Het leek alsof hij naar mij keek en me aan bleef staren tot hij me gepasseerd was. Als vrouw zijnde kwam de enigszins ironische gedachte in me op: "Dat zou toch het toppunt zijn om in een harem te belanden!" Ik heb namelijk last van reuma en andere pijnen waardoor ik enorm gehinderd wordt. Daarna corrigeerde ik deze gedachte, uit angst dat het als afwijzing zou kunnen gelden van andere rassen en culturen.

Hij liet eigenlijk verder geen indruk bij me achter en ik was het voorval alweer helemaal vergeten tot een paar dagen geleden. Was deze man Maitreya? Ik vraag me al sinds heel lange tijd af wat mijn werk en plaats in dit leven is, of ik zal genezen en of ik mijn leven op aarde verdoe uit onwetendheid. Misschien zal hij me op een dag helpen om dit alles te weten.

Ik zal blij zijn als waarheid en liefde de aarde regeren.

A.M.A., Barcelona (Spanje).

De meester van Benjamin Creme bevestigt dat deze "hindoestaanse man" inderdaad Maitreya was.


De Heer leidt

In 1996 waren mijn vrouw en ik op vakantie in Playa de las Americas, op Ténérife, toen we op een avond besloten om te gaan dansen in het Park Troya-hotel dat aan de boulevard ligt.

Na een paar maal te hebben gedanst gingen we zitten om naar een lange, zo te zien Indiase man en zijn partner te kijken die de dansvloer op waren gekomen voor een Latijnsamerikaanse rumba.

Hij was lang, met grijzend donker haar en een heldere, alerte blik in zijn ogen, en zij was een hele mooie, donkere vrouw. Hun bewegingen waren prachtig om te zien en zijn lach van genoegen werkte aanstekelijk. We keken allebei toe, gefascineerd door de bekoorlijke uitstraling van die dansers. Kort daarna leek het paar uit de danszaal te zijn verdwenen, maar we konden hun schitterende demonstratie van beheerst, ritmisch dansen niet vergeten.

Pas onlangs, tijdens mijn afgelopen bezoek, herinnerde ik me dit voorval en legde ik verband met de verschijningen van Maitreya.

Kunt u mij zeggen wie dit bijzondere paar was?

W. R. King, Whitley Bay (Engeland).

De meester van Benjamin Creme bevestigt dat de mannelijke danser Maitreya en "de vrouw" de meester Jezus was.


Tijdige beschutting

In augustus 1977 was ik samen met mijn moeder en mijn zus op vakantie in Rome. Op een middag, op de terugweg naar het hotel, liep ik ver achter de twee anderen etalages te bekijken, toen het begon te regenen. Ineens bevond ik me onder iemands paraplu. Het was een jonge Europeaan, heel eenvoudig, maar netjes gekleed en hij had iets nobels over zich.

Tot mijn verbazing echter, keek hij me niet aan, maar bleef doorlopen en keek in stilte recht voor zich uit. Ik was een beetje overdonderd door de waardige manier van doen van de jongeman, waardoor ik aarzelde om hem te bedanken voor zijn vriendelijkheid. Terwijl ik me afvroeg hoe ik de stilte kon doorbreken, liet hij me zonder iets te zeggen weer alleen en sloeg rechtsaf. Hij zei geen woord en ik ook niet. Dit speelde zich in een heel kort tijdsbestek af, maar ik was zozeer onder de indruk van deze gebeurtenis dat ik me na al die jaren nog afvraag wie dit geweest kan zijn. Was het gewoon een vriendelijke voorbijganger of een ‘bijzondere’ ontmoeting?

Ukuko Tani, Kobuchizawa-cho (Japan).

De meester van Benjamin Creme verklaart dat de "jongeman" Maitreya was.


Droom-darshan

Ik zou u wat willen vragen over een droom die ik ongeveer 12 jaar geleden had, in maart 1984. In die tijd was ik pas begonnen met de meditatie die geïntroduceerd was door de Indiase Guru Maharaji. Het was mijn eerste echte ervaring met meditatie. Ik verkreeg enig inzicht over mijzelf en een nieuwe wereld opende zich voor mij. Ik beleefde dankbare, gelukkige dagen. Mijn mede-devotees beschouwden Guru Maharaji als een incarnatie van God, maar ik was daar nogal sceptisch over, hoewel ik hem dankbaar was dat hij mij deze meditatie had geleerd.

Toen ik hoorde dat Guru Maharaji van plan was Japan te bezoeken als onderdeel van zijn wereldtoernee, verheugde ik mij hem voor de eerste keer in levenden lijve te zullen zien en darshan te ervaren, het Indiase ritueel om de voeten van de guru te kussen. Ik was vervuld van de gedachte aan de ervaring die deze darshan-ceremonie zou zijn, omdat ik van mede-devotees over hun ongelofelijke ervaringen had gehoord. Op een vergadering vlak voor zijn bezoek echter, werd aangekondigd dat Guru Maharaji geen darshan-ceremonie zou geven. Ik was erg teleurgesteld.

Die nacht had ik een droom. Ik liep op een prachtige zacht-roze wolk. Het was zo liefelijk dat ik bij mezelf dacht: "Het voelt aan alsof ik in de hemel ben."

Ik merkte een man op die voor me stond. "O, het is God!" dacht ik zonder enige aarzeling. Hij had zeer scherp omlijnde gelaatstrekken en zag er uit als een Indiër. Hij zei tegen me: "Ik zal je darshan geven", en spreidde zijn lange, witte mouwen zoals een zwaan zijn vleugels opent. Ik werd erin getrokken en in zijn mantel omarmd. Ik onderging een diep gevoel van opluchting en vrede. Het was alsof je in de hemel was. Heel ontspannen werd ik wakker.

De vreugde die ik in de droom had ervaren, was zo werkelijk dat ik me de sensatie 12 jaar later nog steeds kan herinneren. Ik kende in die tijd het verhaal van Maitreya niet, maar later, toen ik de foto van Maitreya in Nairobi zag, realiseerde ik mij plotseling dat zijn gezicht erg leek op dat van de man in mijn droom. Bovendien kwam ik pas kortgeleden achter de werkelijke betekenis van het woord darshan — God ontmoeten, de zegening van God ontvangen.

Zou u mij kunnen zeggen wie de man in mijn droom was?

Yumi Tsunematsu, Tokio (Japan).

De meester van Benjamin Creme verklaart dat de man in de droom Maitreya was.


Vroegtijdige waarschuwing

Enkele jaren geleden was het mijn hobby om in de buurt van mijn woonplaats op plattelandsbegraafplaatsen de oudste graven te ontdekken. Op een keer stuitte ik op een overwoekerde, verwaarloosde en kennelijk vergeten begraafplaats die mij intrigeerde. Terwijl ik tussen de grafstenen liep, op zoek naar het oudste graf, trof ik er één aan met een doormidden gebroken grafsteen waarvan de bovenste helft op de grond was gevallen. Terwijl ik mijn hand uitstak om de grafsteen op te tillen om de gedenkplaat te lezen, kreeg ik in mijn denken het woord "nee" ingeprent. Hoewel ik er niet te veel waarde aan hechtte, nam ik het advies toch serieus, dus zocht ik een stok om daarmee de gevallen grafsteen rechtop te zetten. Onder de steen zat tot mijn grote verbazing een zwarte weduwe die mij ongetwijfeld zou hebben gebeten als ik de grafsteen met mijn blote handen had opgetild.

Was dit een of andere tussenkomst? Zo ja, van wie?

Krista L. Peres, Dallas (Texas, VS).

De meester van Benjamin Creme verklaart dat de waarschuwing van de meester Jezus kwam.


Wisselende stemmingen en rotondes

(1) In 1990 reed ik richting Guildford en was behoorlijk gestressd door een aantal problemen die ik had. Toen ik op de drukke rotonde van Shepherds Bush reed, begaf mijn auto het ineens op de middelste rijstrook. Auto’s die van achteren kwamen aangezoefd, moesten uitwijken om mij niet te raken — ik schrok me dood en begon te huilen. Dit was de laatste druppel. Hardop zei ik: "Oh God. Wat moet ik nu doen?" Plotseling werd er op mijn ruit geklopt en een jongeman van ongeveer 30 jaar, in een spijkerbroek, zei tegen me: "Ik ben nog een keer rondgereden om u te helpen. Mijn zoon zit achter bij mij in de auto." Ik was zo opgelucht en verbaasd dat er iemand de moeite nam om me te helpen. Hij had bruin, krullend haar en een heel vriendelijk, lachend gezicht. Hij duwde de auto naar de rand van de rotonde, terwijl ik stuurde. Ik parkeerde de auto en sprong eruit. Hij vroeg me wat ik zou doen en ik zei dat ik de wegenwacht zou bellen. Hij vroeg of er een telefoon in de buurt was en allebei zagen we er een vlakbij. Hij verzekerde zich ervan dat ik me op mijn gemak voelde en ik bedankte hem enkele malen. Ik zwaaide naar hem terwijl ik de straat over stak, maar ik kan me niet herinneren dat ik hem in een auto zag stappen — eigenlijk heb ik geen idee waar hij naar toe ging! De wegenwacht kwam snel en ik reed Londen uit met een heel gelukkig gevoel. Hij straalde zoveel goede wil uit, dat ik me heel positief en optimistisch voelde na mijn eerdere gevoel van stress en zelfmedelijden.

(2) In mei 1996 speelde zich een soortgelijke gebeurtenis af. ’s Ochtends had ik dit verhaal aan een vriend verteld en later op de dag reed ik weer richting Guildford. Toen ik van de snelweg afkwam en in een buitenwijk van de stad reed, begaf mijn auto het met een luide knal, midden op een kleine rotonde. Het lukte me nog net om naar de stoep te sturen, maar weer was ik op een erg ongelukkige plaats gestrand. De plaats had echter niet beter kunnen uitkomen en binnen vijf minuten had ik de wegenwacht gebeld. Ik had wat vis en friet gekocht als lunch en at die in mijn auto op. Veel automobilisten toeterden naar me en maakten afkeurende gebaren, kennelijk gebelgd over mijn slecht gekozen picknickplaats! Ik vond de situatie best grappig en trok me er niets van aan. Er was niemand die er aan dacht te stoppen om me te helpen, totdat: klop, klop, klop. Ik draaide mijn raampje omlaag en een lange, zwarte Caribische man van ongeveer 35 jaar met stralend witte tanden en een brede glimlach boog zich voorover en zei: "Ik ben nog een keer rond gereden om u te helpen." Ik zag dat hij een flitsende, zwarte sedan reed met een lage ophanging, die in een ‘burgerlijke’ wijk als Guildford enigszins uit de toon viel. Ik was zo blij dat hij mijn benarde positie had opgemerkt en mij was komen helpen. Hij duwde de auto van voren aan en ik stuurde, op zijn aanwijzingen, een zijstraat in. Toen ik veilig geparkeerd stond, stapte ik uit en bedankte hem hartelijk. Hij vroeg of ik het verder zou redden en ik zei hem dat de wegenwacht spoedig zou komen. Hij was heel blij en lachte de hele tijd. Hij stapte langzaam in zijn auto en zwaaide terwijl hij wegreed naar de afslag aan de andere kant van de rotonde. Ik voelde me echt opgemonterd en compleet onbezorgd. Ik herinner me nog dat ik dacht: "Typisch, dat een zwarte mij komt helpen, nadat zoveel anderen voorbijreden in hun dure auto’s!"

Een nobele man in lompen

(3) Rond mei 1992 had ik nog een bijzondere ontmoeting. Mijn moeder was kort daarvoor overleden en alhoewel ik het geaccepteerd had, voelde ik me nu en dan toch verdrietig. Op een ochtend nam ik om kwart voor zeven de bus naar mijn werk toen mij een Indiase zwerver opviel die linksachter in de bus zat. Hij had een lange, volle, zwarte baard, diepbruine ogen en zijn kleren waren niet meer dan vodden. Hij had twee witte boodschappentassen naast zich staan. Hij zag er buitengewoon uit, van top tot teen in smalle repen witte vodden gewikkeld. Hij had geen schoenen aan, louter vodden. Er zat niemand naast hem — er hing een licht zwerversluchtje om hem heen. Ik ging bij hem in de buurt zitten aan de rechterkant en bleef gefascineerd naar hem kijken, maar we keken elkaar niet aan. In zijn hand had hij een rode buspas en hij zag er zeer waardig uit. Ik vroeg me af wie hij was — hij was zo bijzonder! Mijn hart sloeg enigszins op hol bij de gedachte dat het misschien Maitreya kon zijn, maar tegelijkertijd leek niemand anders in de bus dit op te vallen en dus twijfelde ik. Ik stapte uit, teleurgesteld dat ik niet met hem gesproken had, en de rest van de dag bleef ik over hem nadenken. De volgende ochtend zat hij weer in de bus. We zaten beiden op dezelfde plaats als de dag ervoor en hij zag er precies hetzelfde uit, met zijn buspas in de hand. Ik bleef om me heen kijken en net voordat ik uitstapte, ging ik naar hem toe en gaf hem wat geld. Ik zei: "Hier is wat geld om te lunchen." Hij hield zijn rechterhand op, sloot zijn ogen en boog zijn hoofd in dank, zonder een woord te zeggen. Hij zag er heel nobel uit, hij had een diepe blik en zijn ogen waren betraand. Ik stapte uit en opnieuw vroeg ik me af of hij Maitreya was. De volgende dag was hij er weer. Deze keer zat ik voor hem en keek steeds om, maar we keken elkaar niet één keer aan. Opnieuw dacht ik dat ik hem wat geld wilde geven, dus net voor mijn halte liep ik naar hem toe en legde de muntstukken in zijn hand. Opnieuw boog hij heel gracieus zijn hoofd, maar zei niets. Vanaf het trottoir keek ik naar de bus die wegreed en zag hoe hij opstond, zijn tassen pakte en op mijn plek ging zitten.

Happy hour

(4) Laat op een avond in het voorjaar van 1996 merkte ik na de transmissie-meditatie dat mijn auto niet wilde starten. Het was donker en ik zag er een beetje tegenop om zo ’s avonds laat alleen naar huis te lopen, dus toen ik bij de hoofdweg aankwam, vroeg ik me af wat ik zou doen. De straat was leeg en bezorgd dacht ik: "Ik zou nu wel een taxi kunnen gebruiken." Onmiddellijk stopte er een zwarte taxi! De chauffeur was een zwarte Caribische man van ongeveer 65 jaar, licht kalend met glimmende wangen en lachende ogen. Hij was ongelooflijk blij en zijn jovialiteit was uiterst aanstekelijk. Hij vroeg me waar ik geweest was en zei dat het niet verstandig was om zo ’s avonds laat alleen naar huis te lopen. Heel even dacht ik aan de ervaring van een vriend die door Maitreya was opgepikt in een bestelwagen en vroeg me af of de chauffeur...? Hij reed heel ontspannen en stuurde zwierig door de bochten. Ik merkte op dat hij wel veel van zijn werk moest houden, aangezien hij er zo vrolijk bij was. Ik hoopte dat de rit niet meer dan 1,50 pond zou kosten, want meer had ik niet bij me. Toe we bij mijn flat waren aangekomen, zei hij dat het 1,50 pond was. Ik gaf hem het geld en verontschuldigde me dat ik geen fooi kon geven. Met een stralende glimlach en met zijn hoofd lachend achterover leunend zei hij: "Geen probleem. Ik hou van je!" Ik rende dolgelukkig de trap op naar mijn flat.

Drie vogels in de hand…

(5) Op 2 juli 1996 was ik in New York en ik had zojuist een bezoek gebracht aan het Metropolitan Art Museum. Ik liep door een straat in de buurt van het museum. Toen ik bij een stoplicht stond te wachten, zag ik een man die aan de overkant van de straat tegen een muur zat te bedelen. Er stonden twee oudere dames met hem te praten, zodat ik hem niet goed kon zien. Toen ik dichterbij kwam, zag ik dat de man ongeveer 35 jaar was, spijkerkleding droeg en blond haar had. Hij was enigszins gebruind en had een gladgeschoren gezicht. Het vreemde was dat er drie kleine spreeuwen op zijn linkeronderarm zaten! Ze tjilpten luid en hupten vrolijk rond. De beide dames stonden voorover gebogen en stelden hem vragen. Ik hoorde hem zeggen: "Ik heb ze van heel jong af getraind." Ik was gefascineerd, maar ik had zo’n haast om mijn vliegtuig te halen dat ik niet stopte om met hem te praten. In plaats daarvan gaf ik hem wat geld, waarop hij voorover leunde, hartelijk naar me lachte en me heel erg bedankte. Hij had heel heldere, blauwe ogen en zag er gezond uit. Toen ik doorliep, keek ik om en, terwijl ik wenste dat ik meer tijd had om met hem te praten, drong het steeds meer tot me door hoe bijzonder hij was. Kunt u mij vertellen of deze ervaringen ontmoetingen met Maitreya waren?

G. Fry, Londen (Engeland).

De meester van Benjamin Creme verklaart dat het in alle vijf gevallen om ervaringen met Maitreya gaat.