Brieven van lezers -- november 1997


Vele malen dank

Na lang aarzelen wil ik uw mening vragen over een serie gebeurtenissen, waar ik twee jaar lang geen verklaring voor kon vinden. Het gebeurde in augustus 1994 tijdens onze vakantie in Frankrijk. Mijn man en ik hadden besloten om in Avignon het pauselijk paleis te bezichtigen. Ik voelde me die zomer gelukkig, omdat ik de boeken van de heer Creme en de Bailey-leringen las en omdat ik uitgenodigd was voor de conferentie in september van dat jaar. Ik besefte toen nog niet wat een voorrecht dat was. Maar ik had in elk geval een overweldigend gevoel van blijdschap en een vaag gevoel dat er ‘iets’ zou veranderen.

Toen ik het paleis binnenging, zag ik op de trap bij de ingang een vrouw uit Bosnië zitten met een bord naast haar waar op stond: "Ik kom uit Bosnië, ik heb drie kinderen, geef me alstublieft iets om eten te kopen." Ik gaf haar wat geld, maar ze reageerde niet. Ze bleef gewoon rustig zitten. Omdat mijn oudste dochter geen Frans kon lezen, vroeg ze waarom ik geld aan die vrouw had gegeven. Ik vertelde haar dat je nooit een bedelaar voorbij moet lopen zonder iets te geven en voegde er lachend aan toe: "Want je weet maar nooit!" (denkend aan de verhalen die ik in Share International had gelezen). Misschien mis je wel iets belangrijks! Lachend stemde ze daarmee in en verder dacht ik er niet meer over na.

We gingen naar een plein met een draaimolen. Onze drie kinderen maakten enkele ritten en toen zag mijn man een Pakistaan die portretten schilderde. Er stond een menigte om hem heen te kijken, want hij was erg goed. Ik stond daar een ogenblik met mijn jongste zoontje in de kinderwagen, toen ik voelde dat ik werd gadegeslagen door een lange man. Ik draaide mijn hoofd in zijn richting en zag een gedistingeerde heer met blauwe ogen, die een grijze broek droeg en een blauw overhemd met korte mouwen. Hij scheen geen last te hebben van de hitte, want het was erg heet en iedereen was zweterig, behalve deze man met krullend grijsachtig haar. Toen onze blikken elkaar kruisten, glimlachte hij en ik glimlachte enigszins verlegen terug. Daarna kwam hij naar me toe, boog zich over de kinderwagen en vroeg hoe oud mijn baby was; ik antwoordde in het Frans. (Indertijd was hij bijna tien maanden oud). Toen zei hij dat hij een prachtige baby was en ik bedankte hem, blij met zijn opmerking (zoals elke moeder zou zijn). Mijn man gaf aan dat hij verder wilde en terwijl we doorliepen, voelde ik dat deze heer nog steeds naar me keek. Ik keek om. Hij glimlachte weer en ik voelde me op een vreemde manier zeer verlegen. Toen we verder liepen vertelde ik mijn man over deze aardige heer en vroeg of hij hem had gezien, maar dat had hij vreemd genoeg niet.

Na een paar minuten liepen we op het trottoir van een drukke winkelstraat in Avignon en mijn man besloot om bij een bank aan de overkant van de straat geld te gaan halen. Mijn twee dochters en ik liepen langzaam verder, de kinderwagen voor ons uit duwend, zodat mijn man ons zou kunnen inhalen. Vrijwel meteen nadat mijn man weggegaan was, kwam er een diepgebruinde Fransman met een rugzak naar ons toe lopen. Hij zag er een beetje sjofel uit, met een korte broek en erg vuile voeten in open sandalen. Hij had ook vieze zwarte nagels en door zeer dikke brilleglazen keken grote, bruine, vriendelijke ogen me aan. Hij stopte voor de kinderwagen en boog voorover, terwijl hij mijn zoontje aaide en tegen mij zei wat een mooi jongetje hij was. Hij sprak snel in het Frans en bleef de baby aaien en zei wat een lieve en mooie baby hij was, dus ik stond daar te glimlachen en was blij met zijn opmerkingen. We spraken (in mijn beste Frans) over het weer en hoe heet het was. Toen boog hij zich weer over mijn baby, aaide hem, en keek me toen recht in de ogen en zei drie keer in het Frans: "Dank u", voordat hij verder liep.

Toen hij weg was, liepen we langzaam over het trottoir en verbaasd vroeg ik mijn dochters: "Waarom bedankte hij me? Wat heb ik voor bijzonders gedaan?" Mijn oudste dochter zei: "Misschien bedankte hij je omdat je hem Joël liet aanraken met zijn vieze nagels." Ik moest lachten om haar antwoord, maar bleef het vreemd vinden. Toen mijn man ons had ingehaald, vroeg ik hem of hij die man had gezien, aangezien hij hem tegengekomen moest zijn, maar hij had deze man ook niet gezien.

Het voorval heeft me steeds beziggehouden. Waren het gewoon twee aardige Fransen, of niet? Misschien heb ik een al te levendige fantasie, maar als zij meer waren dan twee vriendelijke Fransen, zou het dan kunnen dat een van hen me heeft bedankt omdat ik de vrouw uit Bosnië wat geld heb gegeven? Zoals Christus zegt in de bijbel: "Wat u heeft gedaan voor de minsten onder mijn broeders, heeft u ook voor mij gedaan."

Alexandra van Etten, Leusden.

Benjamin Creme’s meester bevestigt dat de lange man Maitreya was en de man met de rugzak de meester Jezus.


Heilige in Santa Monica

(1) In de winter van 1989 maakte ik een fietstocht door Santa Monica, Californië. In een drukke straat bij de zee stond een vrouw tussen een groepje mensen te wachten op de bus. Ze keek me recht aan. Ik kan me haar ogen nog het beste herinneren. Ik kan het moeilijk in woorden beschrijven, maar liefde en mededogen komen in de buurt. Ze leek van Mexicaanse afkomst en op een later tijdstip dacht ik dat zij misschien de meester was die de Madonna is geweest.

De meester van Benjamin Creme verklaart dat de "vrouw" de meester Jezus was. Dezelfde schrijver vervolgt:

Liedje op verzoek

(2) In 1994 of zo kwam mijn buurvrouw bij me en vertelde me dat de dag daarvoor een man bij haar langs was geweest die naar mij had gevraagd. Ze zei dat ze hem had verteld dat ik daar niet woonde. De man vroeg toen of hij voor haar een liedje mocht zingen dat ik moest horen en of mijn buurvouw dat dan voor mij wilde zingen. Hij zong het liedje "River of life", een oud christelijk liedje dat ik leuk vond en vroeger in de kerk zong.

Ze zei dat ze meteen daarna naar buiten had gekeken om te zien waar hij gebleven was, maar hij was nergens meer te zien. De volgende dag zong ze het liedje voor me en vertelde me dat deze man ook nog had gezegd dat ik naar buiten moest gaan en met de mensen moest gaan praten. Dus heb ik enkele pogingen gedaan om dat te doen. Was deze man de meester Jezus?

David Barlass, Prairie City (Oregon, VS).

De meester van Benjamin Creme verklaart dat deze man inderdaad de meester Jezus was.


Dubbel gezegend

Vorig jaar (1996) hoorde ik voor het eerst over Maitreya en over de heer Creme die over de hele wereld reist om zijn boodschap te verspreiden. Ik was 18 en mijn oom had mij een abonnement op Share International gegeven. Het eerste nummer dat ik kreeg, bevatte een inschrijfformulier voor de 9e Internationale Transmissie-conferentie. Ik vulde het in en vroeg Maitreya (in gebed) mij toestemming te geven om te gaan.

Op 25 maart ging ik per trein naar school (ik woon in Kerkrade en mijn school is in Sittard). In de trein kwam er een buitenlands ogende heer naast mij zitten. Hij groette mij en het meisje dat tegenover mij zat heel vriendelijk met: "Goedendag, hallo". (Het "hallo" dat jonge mensen tegenwoordig als groet bezigen, klonk alsof hij moest nadenken over de taal die hij gebruikte.) Hij ging de krant lezen en dronk een blikje cola. Vlakbij Sittard nam hij een suikerklontje uit zijn jas en legde het op het smalle tafeltje voor mij. Ik vond het maar vreemd en raakte het niet aan. Toen ik in Sittard uitstapte, keek hij me aan met zijn donkere, heldere ogen en zei: "Dag, tot ziens", of iets dergelijks. Hij had mooie ogen en een donkere baard, en hij was echt heel vriendelijk. Ik dacht dat het misschien Maitreya was die mij liet weten dat ik naar de conferentie mocht komen. Later kreeg ik bericht dat ik was uitgenodigd! Daar was ik heel blij mee en ik bedankte Maitreya.

Na de conferentie had ik een droom. Ik liep in een groot gebouw. Ik wist dat Maitreya er was en ik zocht hem. Plotseling stond hij voor me, keek naar mij en straalde een ongelofelijke liefde uit. Hij was erg vriendelijk en nam mijn beide handen in de zijne, keek me aan en vroeg: "Heeft het je geholpen?" Ik werd huilend wakker. Ik denk dat hij bedoelde of het had geholpen dat ik naar de conferentie was gegaan.

Was het Maitreya in de trein en in mijn droom of heb ik mij deze dingen slechts ingebeeld?

Alexandra Storms, Kerkrade.

De meester van Benjamin Creme bevestigt dat de man in de trein en in de droom inderdaad Maitreya was. Het klontje suiker was gemagnetiseerd.


Goed publiek

In 1990 had ik een levendige droom. Ik zat in die tijd in de laatste maanden van een langdurig contract dat het jaar daarvoor was opgezegd, iets waarover ik me allerlei zorgen maakte. Ik was op dat moment ook nog niet actief betrokken bij transmissie-meditatie of welk aspect van de wederverschijning ook. Ik wist wel van Maitreya, had drie lezingen van Benjamin Creme bijgewoond en had sinds enkele jaren een abonnement op Share International.

In de droom was ik in een prachtig bos, op een grote open plek waar genoeg banken waren neergezet om honderden mensen een zitplaats te bieden. "Evenementen" organiseren was mijn werk, voor mensen die iets presenteerden, zoals lezingen, voordrachten of voorlichtingsbijeenkomsten.

De eerste bijeenkomst was voor vrouwen en had als thema borstkanker en de tweede van die dag, een literair evenement, waar mensen uit eigen werk voorlazen en over literatuur spraken, was zojuist geëindigd.

De eerste bijeenkomst had honderden mensen getrokken. De tweede bijeenkomst was minder druk bezocht, maar het waren er nog altijd enkele honderden geweest. Toen werd ik voor de lunch uitgenodigd. Ik ging naar boven naar een lange, lage kamer waar een grote conferentietafel stond en waar men uitzicht had op de open plek in het bos. Er waren daar nog meer mensen, van wie ik begreep dat het mijn "meerderen" waren. Ik voelde me bevoorrecht dat ik voor de lunch met hen, de "planners" van deze evenementen, was uitgenodigd en om enige woorden te wijden aan het succes of falen daarvan. De "planners" spraken hun goedkeuring uit over mijn werkzaamheden.

Tegen het einde van de lunch werd ik weggeroepen om te beginnen met de organisatie van de derde bijeenkomst van die dag. Ik wist niet waar het over ging, maar ging onmiddellijk naar beneden. Er zaten minder mensen op de banken als daarvoor, maar dat was niet erg, want er was nog veel werk te doen. Plotseling werd mijn aandacht getrokken door twee opvallende mannen die in de richting van de banken liepen. Beiden liepen zij met hun rug naar mij toegekeerd, ze waren in witte gewaden gekleed en op hun hoofd hadden ze een kap of hoofddoek. Een van hen was buitengewoon lang en beiden vielen zij erg op tussen het informeel geklede publiek. Terwijl de beide mannen naar de banken liepen, draaide de lange man zich ineens om en keek mij recht in de ogen, en ik werd letterlijk vastgenageld door zijn blik. Zijn gezicht leek op dat van een havik of een uil en hij had ogen zoals ik die nog nooit heb gezien, een eindeloos diepe, zwarte blik met een enorme diepte. Hij maakte geen gebaar of teken naar mij.

Ik kon me niet bewegen; het was net alsof ik gescand, ter verantwoording geroepen werd en of hij elk detail van mij kon zien, van wie ik was en wat ik deed. Ik was niet bang, maar met ontzag vervuld. Ik wist dat hij en zijn metgezel waren gekomen om de volgende voordracht bij te wonen. Ik dacht dat hij een indiaanse sjamaan was die vaak de kenmerken aannemen van een bepaald krachtdier (ik ben zelf geen indiaanse).

De bijeenkomst die ik organiseerde, bleek een literaire voordracht te zijn — door mijzelf. Ik dacht: "Er zijn minder mensen hier dan bij de andere lezingen, maar die twee mannen zijn gekomen om mij te horen en dat maakt het de moeite waard." Ik regelde alle details, klom op het podium en begon uit eigen werk voor te dragen. De lange, havikachtige man hield zijn blik gericht op een grote, zwarte cassetterecorder die ik naast mij op het podium had gezet, alsof dat apparaat op de een of andere manier belangrijk was. (In werkelijkheid gebruik ik die cassetterecorder in mijn werk om lezingen van schrijvers op te nemen; de recorder werkt meestal wel, maar soms niet en dat maakte me razend, omdat ik er niet van op aan kon.)

Ik werd wakker en kon me de droom tot in de details herinneren en wist dat het geen gewone droom was. Deze ervaring was een van de diepzinnigste ervaringen van mijn leven. Ik zou graag willen weten wie deze twee mannen waren?

Jeanne Finley, Albany (New York, VS).

De meester van Benjamin Creme verklaart dat de zeer lange man in het wit Maitreya was. De andere man was de meester Jezus. De droom is in hoofdlijnen authentiek, maar veel van de details zijn het resultaat van astrale verbeelding.