INTERVIEW MET ANN PETTIFOR

Mondiale economie in het zoeklicht

door Gill Fry

Jubilee 2000 groeide van een bescheiden begin uit tot een internationale campagne die druk uitoefende op de leiders van de G-7 voor een “billijk en inzichtelijk proces om de onbetaalbare schulden van de armste landen tegen het jaar 2000 (het katholieke “Jubeljaar”) kwijt te schelden.” Tegen het einde van de campagne hadden 24 miljoen mensen zich via de allereerste mondiale petitie uitgesproken om de schulden te laten vallen en was 100 miljard dollar afgeschreven van de schulden van 41 arme landen.

Jubilee Research werd opgezet om het werk voort te zetten, met name om te voorzien in actueel onderzoek, analyse, nieuws en gegevens over internationale schulden en financiën en om economische denkbeelden te ontsluieren en deze voor actievoerders toegankelijk en bruikbaar te maken. Jubilee Research wordt geleid door Ann Pettifor, mede-oprichter en vijf jaar lang directeur van de Britse Jubilee 2000 Coalition. Gill Fry interviewde haar voor Share International in het kantoor van de New Economics Foundation in Vauxhall, zuid-Londen. 

Share International: Hoe bent u betrokken geraakt bij de acties voor schuldenverlichting?

Ann Pettifor: De grootste invloed was dat ik in Afrika ben geboren en in de jaren ’70 een zeer vormende tijd in Tanzania heb doorgebracht. Het zijn eigenlijk mijn wortels die mijn passie voeden en waardoor dit zo’n belangrijke kwestie voor mij is; daarom ging ik op zoek naar het soort werk waarin alle verschillende delen van mijn leven samen kwamen. Ik ben geboren in Afrika, maar heb veel tijd hier [in Groot-Brittannië] doorgebracht met werk voor parlementaire, politieke en economische kwesties en voor het schuldencrisisnetwerk. 

SI: Hoe was het om in Zuid-Afrika op te groeien?

AP: Het was zwaar want ik was nogal een gevoelig kind. We woonden in de ‘rimboe’ van Zuid-Afrika, in Oranje-Vrijstaat, in een heel afgelegen streek. Aangezien ik indertijd een toegewijd christen was, werd ik mij al snel bewust van het onrecht in onze samenleving. De bijbel zegt: “Heb uw naaste lief gelijk uzelf.” Maar als uw nabuur zwart was in Zuid-Afrika, was hij of zij niet geliefd. Dus werd ik me weldra bewust van de hypocrisie en het meten met twee maten van de mensen om mij heen en zelfs van de kerken. Later raakte ik gedesillusioneerd door de kerk van Zuid-Afrika, die zeer verdeeld was.

Ik voelde me, denk ik, vrij eenzaam want ik hunkerde naar een leefwijze met andere waarden en die was moeilijk te vinden in de plaats waar ik woonde. Dat was een klein goudmijnstadje in de rimboe; de waarden daar waren goud en geld, want dat was alles waar mensen zich mee bezig hielden. Mensen kwamen ernaar toe om goud te zoeken — de werkers delfden het goud en de eigenaren woonden er niet. Het waren Anglo-Amerikaanse mijnen en de bazen woonden in Londen of New York en stuurden hun tussenpersonen, hun managers. Ze hadden duizenden zwarte Afrikaanse mijnwerkers in dienst en een paar blanke middenkader-managers. Aan de ene kant was het een ruige, spannende plek, maar aan de andere kant was het ook heel troosteloos. 

SI: Wat heeft Jubilee 2000 bereikt en wat zijn de doelen en plannen van Jubilee Research?

AP: De campagne van Jubilee 2000 heeft mensen in meer dan 60 landen gemobiliseerd en de leiders van de rijkste landen, de G-7, overgehaald om 110 miljard aan schulden kwijt te schelden. We wilden dat ze minimaal 350 miljard zouden kwijtschelden, maar dat was moeilijk te realiseren voor het jaar 2000. Maar we hebben hun toezegging om de schuld van ongeveer 41 landen kwijt te schelden.

Jubilee Research werd aan het einde van de campagne opgezet met als eerste doel om de G-7, de Wereldbank en het Internationale Monetaire Fonds (IMF) kritisch in de gaten te houden en het zoeklicht te werpen op de mensen die de beloften doen om ervoor te zorgen dat de schuld wordt kwijtgescholden. We willen een hulpmiddel zijn voor internationale campagnes die aan deze problemen werken zodat als je wilt weten wat er bijvoorbeeld is gebeurd met de schuld van Zambia — hoeveel schuld er is kwijtgescholden en hoever dat proces gevorderd is — die informatie op onze website te vinden is. We werpen licht op de beslissingen en houden de G-7 aan hun beloften. We voorzien actievoerders van de middelen en gereedschappen om op welk niveau ook actief te zijn. We hebben ons werk uitgebreid en kijken niet meer alleen naar de 41 armste landen, maar we zijn ook aan de slag gegaan met Argentinië, Indonesië, Turkije en Pakistan en andere landen uit de groep met zogenoemde ‘middeninkomens’ — van wie de rijke landen vinden dat ze geen kwijtschelding verdienen. 

SI: Hoe is het ‘Jubilee Framework’ tot stand gekomen?

AP: Na afloop van Jubilee 2000 beseften we dat een campagne heel effectief kan zijn om machtige leiders te smeken om schulden af te schrijven, maar wat we werkelijk nodig hebben is een structurele verandering in de relatie tussen internationale crediteuren en schuldenlanden. Toen we erover nadachten hoe we zoiets konden doen, kwam ik professor Raffer tegen van de universiteit van Wenen die al zo’n schema had bedacht.

Wij menen dat er een raamwerk van rechtvaardigheid nodig is om crises op te lossen, want voor een afspraak zijn er twee nodig — zowel de schuldenaar als de crediteur zijn verantwoordelijk voor de schuld, niet slechts de schuldenaar. Momenteel is het systeem zo georganiseerd dat de schuldenaars alle verantwoordelijkheid dragen, de ‘zondaren’ zijn; hun schulden moeten worden ‘vergeven’ en zij dragen de last van de verliezen wanneer de schuld te zwaar wordt. In het algemeen valt alle voordeel aan de crediteuren toe en zelfs wanneer de schuldenlast te zwaar wordt wachten ze rustig af en innen ze zowel rente als rente op rente. Ze creëren zelfs spookschulden en blijven gewoon geld innen wanneer het land in feite allang bankroet is.

Wij begonnen dit idee te stimuleren en de mensen lachten ons uit en zeiden dat het niet mogelijk was, dat het nooit zou gebeuren. Maar tot onze verbazing zei de Amerikaanse minister van Financiën Paul O’Neill [op 21 september 2001] tegenover een Senaatscommissie: “Ik denk dat het nu de tijd is dat we de actie ondernemen waarover al jaren gesproken wordt en die nooit is uitgevoerd. We hebben een overeenkomst nodig voor een wet op internationale faillissementen.” Toen kwamen we erachter dat de directeuren van de Europese centrale banken, vooral de toenmalige onderdirecteur van de Bank of England, Mervyn King, er ook enthousiast over waren. Zij hadden gezien dat wanneer er ergens een economische crisis was, bijvoorbeeld in Mexico, Brazilië, Zuid-Korea of Thailand, van hen verwacht werd dat ze de regering van dat land van harde valuta, dollars voorzagen, zodat die regering de particuliere bank die in hun economie had geďnvesteerd, meestal van Wall Street, Londen of Zürich, terug kon betalen. Het resultaat was dat de banken die slechte leenbeslissingen hadden genomen altijd gecompenseerd werden. Wanneer de Amerikaanse of Britse regering leningen verstrekt om de verliezen van die particuliere investeerders op te vangen, is dat heel gevaarlijk want het moedigt investeerders aan om meer slechte beslissingen te nemen. Dat heet ‘morele risico’.

Na de verklaring van Paul O’Neill kwamen de ministers van Financiën van de G-7 in Canada ook overeen dat er zo’n raamwerk moest komen en zij droegen het IMF op dat op te zetten. Plotseling stond ons idee op de agenda en inmiddels breng ik veel van mijn tijd door in New York en Washington om met het IMF te bespreken hoe het raamwerk er uit moet zien. Wij willen dat het rechtvaardig is: billijk voor beide partijen, maar met een rol voor de burgerlijke samenleving; want dit zijn publieke en geen particuliere schulden en het gaat om belastinggeld. Het zal dus helpen duidelijk te maken wat regeringen doen wanneer zij geld lenen of uitlenen en de burgers worden betrokken bij die grote internationale financiële beslissingen.

Het idee werd onlangs verworpen door Wall Street, dat in Washington een enorme campagne tegen het idee had opgezet … Wall Street wil het niet omdat ze liever het bestaande systeem houdt en overeenkomsten sluit achter gesloten deuren. Maar het is nog niet einde verhaal, want ik denk niet dat internationale financiële crises kunnen worden opgelost zonder een dergelijke structuur. Ik wacht dus op de volgende financiële crisis, die zal aantonen dat het absoluut noodzakelijk is. In mijn ogen is het land dat er het meest behoefte aan heeft de Verenigde Staten, want dat is het land met de hoogste schulden ter wereld. 

SI: Jubilee Research gaat een nieuw boek uitgeven. Kunt u uitleggen waar het over gaat?

AP: Tijdens de campagne waren we ontsteld omdat het IMF zijn economische beleid bleef opdringen aan arme landen. We gingen die economieën onderzoeken en waren vastbesloten om als leken een boek te schrijven op een manier die andere leken konden begrijpen. We hebben het boek The Real World Economic Outlook geschreven over wat er gebeurt in de echte wereld. Het is bedoeld als reactie op het jaarlijkse rapport van het IMF, de World Economic Outlook, en laat zien dat de verwachting van het IMF niet realistisch is. Wij willen laten zien wat er werkelijk in de wereld gebeurt.

Het thema dit jaar is de erfenis van globalisering: schuld en deflatie. Wij laten zien dat we als gevolg van globalisering nu buitengewoon hoge schuldenniveaus hebben. De Bank of England heeft pas bekendgemaakt dat de hoogte van schulden van huishoudens een record heeft bereikt: mensen geven geld uit via credit cards alsof morgen niet bestaat en sluiten leningen en hypotheken af. Wanneer de crisis uitbreekt zullen ze in grote problemen komen en ik vrees het ergste voor hen. Het boek zegt dat dit een direct gevolg is van het economische systeem dat bankiers toestaat de wereld te besturen.

SI: Waar leidt deze economische crisis volgens u toe?

AP: We hebben een wereld nodig waarin veel meer wordt samengewerkt, veel minder wordt gewedijverd, die niet gebaseerd is op het tegen elkaar uitspelen van landen of groepen voor zogeheten ‘maximale doelmatigheid’. Wij hebben een wereld nodig waarin we veel zorgvuldiger zijn met het toewijzen en delen van hulpbronnen, zowel wat betreft het milieu, de economie als de samenleving. Ik denk niet dat zo’n wereld haalbaar is zoals de zaken nu staan, want de rijken zijn zo rijk geworden dat ze in het ‘land der dwazen’ leven — en de armen zijn zo ongelooflijk arm. Op een enkele uitbarsting of gewelddaad van terrorisme na zijn ze vanwege hun armoede en hun strijd om te overleven merendeels niet in staat om zich te verzetten. In deze situatie van extreme polarisatie is het in mijn ogen heel moeilijk om verandering tot stand te brengen.

Ik ben pessimistisch over de mondiale economie en ik denk dat wanneer de crash komt — en die is niet ver af — dat alles waar we nu over praten plotseling heel populair zal worden. Maar helaas zal de prijs van die kennis en die les enorm zijn. Er zal heel veel pijn en lijden voor nodig zijn voordat we de les leren dat niet-duurzaam economisch beleid, zoals we dat nu kennen, geen stand kan houden. Wanneer het door de crash ten einde komt, zal het volgens mij bijzonder pijnlijk zijn en de mensen die er het meest onder zullen lijden, zijn natuurlijk de armsten, de jongeren, de ouderen enzovoort. Ik ben wel optimistisch dat we uit die verwoesting hopelijk opnieuw zullen leren, zoals eerder in de jaren ’20 en ’30 van de vorige eeuw, hoe we een duurzame economie kunnen opbouwen. 

SI: Wanneer zal de beurskrach volgens u plaatsvinden?

AP: Ik geloof niet in het doen van voorspellingen. Ik weet wel dat er 100 biljoen dollar aan schulden uitstaat. Dat is wat we kunnen uitrekenen, maar we weten dat er waarschijnlijk nog meer uitstaat omdat er zoveel blootstelling is aan derivatenhandel en zo. En er is slechts 33 biljoen dollar aan inkomsten. Dat is een credit/debet-zeepbel en wanneer die zeepbel barst, zal de krach plaatsvinden. De vraag is: hoe veel kan krediet nog verder worden uitgebreid voordat degenen die terugbetaald moeten worden en het niet krijgen, beginnen te wankelen?

Momenteel zijn er ook andere zeepbellen in de economie, inclusief de onroerend-goedzeepbel, en wanneer die barst zullen we een rampzalige ineenstorting zien. Maar wie kan zeggen wanneer? Hier in Groot-Brittannië zijn er tekenen dat de zeepbel bezig is te barsten, maar in de VS ziet het daar minder naar uit. De zeepbel in de VS is de ernstigste omdat dat het land is met de grootste schulden ter wereld, en de mensen hebben de hoogste schulden wat betreft individuele huishoudens. Dus wanneer die crash plaatsvindt, zal de aandelenmarkt ook instorten. Waar het om gaat is dat we er allemaal onder zullen lijden en de armste landen natuurlijk het meest. 

SI: Hoe moeilijk is het om de media te interesseren voor onderwerpen als schuldenvermindering en armoede?

AP: In het begin van Jubilee 2000 was het heel moeilijk, maar we kwamen erachter dat de media net als u en ik zijn: ze hebben hun werk. Je kunt hun werk gemakkelijker maken en inzien dat het geen zin heeft ze de les te lezen, maar het is belangrijk om ze een echt verhaal te bieden vanuit een menselijke invalshoek, want het wezen van communicatie in de massamedia is simplificatie. De meeste mensen, ikzelf incluis, kunnen alleen iets met heel eenvoudige denkbeelden. Ik kan niet teveel tegelijk opnemen, dus worden journalisten getraind om verhalen aan te scherpen zodat ze snel toegankelijk zijn. Om dat als actievoerder te doen vergt grote vaardigheid: je moet je denken ertoe zetten en hard werken om het duidelijk te krijgen. Wanneer je dat doet is er absoluut geen probleem met de media.

We moesten ook trucs gebruiken, bijvoorbeeld evenementen organiseren, om de aandacht van de mondiale media te trekken. We vroegen de paus of we hem over het onderwerp konden spreken en haalden er wat rocksterren, economen en andere vooraanstaande mensen bij, met als gevolg dat we mondiale media-aandacht kregen. We werkten bijvoorbeeld ook met Mohammed Ali, die over de hele wereld bekend is, dus wanneer je iets doet met hem erbij gaat het verhaal de hele wereld over. Dit zijn technieken die je leert, ofschoon het niet louter een kwestie is van techniek. De paus moest worden overgehaald om iets met ons te doen, maar omdat we iets heel belangrijks hadden te zeggen, gebeurde het en kregen we de aandacht van de media.

Ik denk dus niet dat het moeilijk is en ik vind dat actievoerders nooit moeten opgeven, maar misschien moeten ze wat verfijnder te werk gaan. In plaats van een hekel te hebben aan de media, moeten ze van de media houden in die zin dat ze de journalisten helpen hun verhaal op een interessante en vlotte manier over te brengen. Teveel actiegroepen werpen een journalist een saai en vervelend persbericht toe en verwachten dan dat erover geschreven wordt. Toen wij de campagne begonnen zei iedereen: niemand zal ooit over schulden willen schrijven, het is saai, het is vaag, veel te economisch.Uiteindelijk hadden we zelfs verhalen in de sensatiekranten, The Sun, The Daily Mail, The Daily Mirror en The Daily Express, en we stonden op de foto met Bono en Mohammed Ali in het weekblad Hello, dat toen ook wel iets over schulden moest schrijven. Dat alles omdat we er hard aan getrokken hebben — in plaats van de media te minachten, respecteerden we ze en behaalden resultaten. 

SI: De recente vredesmarsen trokken wereldwijd 12,5 miljoen mensen die niet slechts betoogden tegen oorlogen, maar ook vrijheid en rechtvaardigheid eisten voor de armen van de wereld. Hoe kunnen we op gecoördineerde en georganiseerde wijze voortbouwen op deze uiting van volksmacht?

AP: Ik vind dat een enorme uitdaging. Wij voerden een mondiale campagne, wat inhield dat we internationaal een coalitie van mensen bijeengehouden hebben. Dat kan alleen met één simpele boodschap waarvan je hoopt dat anderen het daarmee eens zijn. In ons geval was dat een directe en simpele oproep: kwijtschelding van de schulden in een eerlijk procedure voor het jaar 2000. Die oproep was controversieel en kon verdeeldheid zaaien, maar ze was simpel genoeg om voldoende steun te winnen.

Internationaal iets organiseren is buitengewoon moeilijk en helaas zijn er veel politieke krachten die ertussen kunnen komen, terwijl sommige mensen er meer op gebrand zijn de mondiale sociale beweging te verstoren in plaats van te verenigen. De meeste organisatoren van Jubilee 2000 waren vrouwen en die hebben, geloof ik, meer ervaring met het verenigen en bijeenhouden van mensen. Mannen, zo lijkt het — vooral mannen die een machtspositie bekleden binnen sociale actiegroepen — neigen heel erg tot het zaaien van tweedracht en willen de wereld verdelen in ‘degenen die voor mij zijn’ en ‘degenen die tegen mij zijn’; de vrouwelijke leiders van Jubilee 2000 waren juist al te graag bereid om iedereen te verwelkomen die het beginsel van schuldenkwijtschelding verdedigde en aanvaardde. Zo bouwden we een eendrachtige beweging op. Het was niet eenvoudig, maar het hele thema was: “Dit is een grote beweging. Iedereen is welkom.” Je moest toegewijd zijn aan schuldenkwijtschelding, maar als je eenmaal in de tent was, waren er geen regels en werd je niet geacht om je op een bepaalde manier op te stellen. Je was vrij om je eigen aanpak te volgen, maar wel op een manier die bijdroeg aan de eenheid. Ik denk dat we dat bereikt hebben, maar het was heel moeilijk. Er waren veel spanningen en [veel mensen] die niets anders wilden dan de beweging verdelen.

Ik vind politieke partijen van buitengewoon belang voor onze democratie, maar wat betreft de globalisering hebben we behoefte aan een mondiale sociale beweging en dat kan geen politieke partij zijn, want politieke partijen hebben discipline, leiders die je moet kiezen, en grenzen. Een sociale beweging die mondiaal moet zijn, kan geen grenzen hebben of gekozen leiders. Er kan een leiding zijn — mensen die visionair zijn en die de richting aangeven — maar geen gekozen leiders. Je kunt een sociale beweging geen keurslijf aanmeten en zeggen: “Jij wordt uit de vredesbeweging gezet”. Toch zijn er politieke partijen die volgens mij die structuur willen opleggen aan wat een sociale beweging is. Mensen probeerden dat ook te doen met Jubilee 2000 en daar hebben we ons sterk tegen verzet. Maar het is heel moeilijk, want dan moet je de strijd met hen aangaan. 

SI: Te oordelen naar de enorme opkomst bij de vredesdemonstraties lijken mensen gereed voor verandering in de wereld — massa’s mensen verlangen naar een billijke en rechtvaardige wereld.

AP: Ze hebben leiderschap nodig. We hebben geen politieke leiders en we hebben zelfs geen religieuze leiders, die kunnen zeggen: “Dit is hoe het zou moeten.” Mensen lopen rond zonder leiderschap en dat vind ik enorm tragisch.