Gesprek met engelen
inleiding door Betsy Whitfill
Gesprek met de Engelen
is het waargebeurde verhaal van vier vrienden die in Hongarije woonden en,
tijdens de Tweede Wereldoorlog, leringen ontvingen van Wezens die zij
Engelen noemden. Benjamin Creme’s Meester heeft bevestigd dat de ‘Engelen’
in feite de Meesters Jezus, Morya en Koot Hoomi in vermomming waren. (Zie
“Vragen en antwoorden” in Share Nederland, maart 2003.)
Gitta Mallasz en haar drie
joodse metgezellen Hanna, Josef en zijn vrouw Lili woonden in een klein dorp
buiten Boedapest en waren hevig verontrust door het toenemende aantal
arrestaties. Het was een periode van politieke spanning en angst, met de
nazi’s die door Hongarije raasden en joden gevangennamen en deporteerden.
In de hoop tegemoet te komen
aan hun gevoel dat, zoals Gitta schreef, zij “tot een afronding gekomen
waren en er iets stond te gebeuren”, spraken ze af hun zorgen op papier te
zetten en met elkaar te bespreken. Op een dag zei Hanna tegen Gitta dat wat
zij geschreven had erg oppervlakkig was. Terwijl zij dit zei, had ze
plotseling een visioen waarin een “vreemde kracht” Gitta’s aantekeningen
oppakte, ze verscheurde en op de grond gooide. Van haar stuk gebracht zei ze
tegen Gitta: “Ik ben niet degeen die met je zal spreken.” De volgende keer
dat ze sprak, vormde Hanna met haar lippen de woorden: “Weg met je
oppervlakkige vragen! Het is tijd om verantwoordelijkheid voor jezelf te
nemen!” Dit was het begin van de boodschappen van de ‘Engelen’.
Op 25 juni 1943 vond het
eerste van 88 gesprekken met de Engelen plaats. Gitta schreef de woorden van
de Engelen op, die door Hanna werden ‘gesproken’. Hanna zei dat ze “vervuld
was van een helder licht maar dat er niets vreugdevols aan was. Integendeel,
het verlicht mijn donkerste innerlijk met genadeloze helderheid en ik ben
gedwongen om mezelf te zien zonder misleiding.” De Engel zei haar: “Het
zaad zal niet op harde grond gezaaid worden. Je zult bewerkt zijn door
eindeloos zoeken. Wat goed was, zal slecht worden. Wat slecht was, zal goed
worden.” De engel nodigde haar uit om een vraag te stellen, maar ze was
zo overweldigd dat ze er geen een kon bedenken en het contact eindigde.
Hanna omschreef haar
ervaring tijdens het gesprek alsof ze in een staat van verhoogde waarneming
verkeerde. Zij kon de kamer en Gitta duidelijk zien en wist wat Gitta
innerlijk ervoer, terwijl ze zich tegelijkertijd van de Engel gewaar was,
wiens gevoelens, zo zei ze, een geheel andere hoedanigheid hadden dan die
van gewone mensen. Zij beschreef ze als “verontwaardiging”, “liefde” of
“tederheid”. Gitta en Hanna waren volslagen verrast door het bezoek, omdat
zij zichzelf beschouwden als heel middelmatige mensen. Toen ze Josef en Lili
van hun ervaring vertelden, was Josef sceptisch, maar Lili vroeg of zij bij
het volgende gesprek aanwezig kon zijn.
De eerste gesprekken waren
vooral met Gitta en Lili, waarbij zij persoonlijke vragen stelden, en lieten
het proces zien van deze nieuwe relatie. Gitta was bijvoorbeeld vaak
overmand door haar emoties. Haar Engel leerde haar dat emotie en sentiment
haar contact met hem blokkeerden. Maar, zei hij, als ze zichzelf verhief
“tot het oneindige” konden zij altijd bij elkaar zijn. Haar taak was
“om waarachtig gevoel uit te stralen”, om innerlijk zo helder te zijn
dat ieder die naar haar keek, alert werd. Onwaarachtig gevoel, vertelde hij
haar, beweegt in golven — houdt eerst van het ene, dan het andere.
Waarachtig gevoel is innerlijk bewegingloos, houdt van alles en “straalt
uit”. Hij legde verder uit dat stof en geest in de ogen samenkomen, waar
de kracht “ontbrandt en uitstraalt”. Als je, met emotie, de
oprijzende kracht van waarachtig gevoel bij de keel blokkeert, onderbreek je
haar. “Maar als je de kracht offert aan het Goddelijke net op het moment
dat ze de keel bereikt, wordt de kracht veranderd in Licht dat opstijgt en
uitstraalt door de ogen.” Tijdens een van de latere gesprekken vertelde
de Engel de vier: “Verhef je gevoelens en de
trilling zal sterker worden. Wat verheft gevoelens? Verlangens? Nee. Geloof?
Dat is slechts een mogelijkheid. De kracht die gevoelens verheft, is jezelf
opofferen, jezelf geven.”
Lili, bewegingstherapeute en
lerares, werd door haar Engel “zij die helpt” genoemd. Zij was heel
serieus van aard, maar streed met depressie en nervositeit die, naar haar
Engel zei, zouden verdwijnen wanneer ze in overeenstemming met haar taak
ging handelen — uitdrukking geven aan haar “overvloed aan liefde”,
het Goddelijke binnenin. Toen zij vroeg of ze hulp zou krijgen bij haar
werk, antwoordde de Engel dat zij bij zichzelf moest beginnen en dat dan
hulp zou komen. Hij zei ook dat als zij hem weer wenste of wilde zien, ze
hem niet zou zien. Maar ze zou hem zien wanneer dat noodzakelijk was voor
haar taak. Alles, zei hij, zou afhangen van de intensiteit van haar
inspanning.
De Engel vertelde hun allen
op te houden met wensen en begeren. Ze moesten van niets steun verwachten,
maar alleen vertrouwen hebben in het Goddelijke.
“Wat je zekerste steun lijkt, zal het zwartste gat worden. Klamp je niet
vast aan de steun of je zult zelf het gat worden.”
Het idee van
onafhankelijkheid liep als een rode draad door alle gesprekken heen en werd
in toenemende mate benadrukt toen ze van hun dorp naar Boedapest verhuisden
om te ontkomen aan arrestatie door de nazi’s. De Engelen hielpen hen om
onafhankelijk te zijn, zich te ontdoen van oude gewoonten (“gewoonte is
dood”) en nooit achterom te kijken. Ze onderwezen ware nederigheid, die
herkend wordt wanneer “het hoofd buigen verheft”. Zij leerden dat
kwaad is “wat niet meer goed” is, en wordt geschapen door de mens. Ze
moesten niet proberen het slechte te veranderen, maar het goede te
versterken, dat het slechte om zich heen zou absorberen. Haat, zo leerden
zij, is een masker voor angst en schaamte.
Hanna’s Engel was “Hij
die weegt”; Gitta beschreef hem als een “tegenwoordigheid van zo’n
afgemeten en ernstige waardigheid en kracht” dat hij haar bang maakte: zij
noemde hem de “Engel van Goddelijke Rechtvaardigheid”. Hij leerde hun dat
het Goddelijke iedereen een maat geeft en dat het er niet toe doet of
iemands maat groot of klein is, maar dat geven in overeenstemming met je
maat de bron van vreugde is, die volledig terugkeert naar degene die geeft.
Door te geven, zei hij,
handel je in eenheid met het Goddelijke, dat alles geeft. Hij evalueerde
regelmatig hun vermogen om te geven, te dienen, dat hij hun handelingen
noemde, en vermaande hen vaak.
“Wat wordt gemeten door ‘hij
die weegt’? Ruimte. De cirkel waarin je hand niets doet, is waardeloos.”
“Het goddelijke zaait de
handeling en de mens ontvangt die. Cirkel en handeling bestaan in tijd en
ruimte. En Ö meet die via mij.” (Ö is het Hongaarse voornaamwoord dat de
Engelen gebruikten voor het Goddelijke.)
“De weegschaal is leeg: je
handelingen zijn ontoereikend. Het verveelt me om leegheid te wegen. Ik
verlang ernaar om vruchten te offeren. Het Goddelijke verwacht meer van je!”
Josef was timmerman, hij
ontwierp en maakte meubilair, en was altijd een kalme en rustige aanwezige.
Zijn Engel noemde hem “hij die bouwt”, een “boodschapper van de
Hemel” wiens taak het was om de hemel op aarde te bouwen.
“De aarde beneden is net zo dichtbij als de stilte hier
boven: ze zijn één. Alleen op aarde kan de handeling uitgevoerd worden.”
“De aarde is leeg, maar de
Goddelijke Hand vult haar — de Hand die Mens genoemd wordt. De Mens is ‘hij
die bouwt’
(Josef). De mens is ‘zij die helpt’ (Lili). De mens
is ‘zij die uitstraalt’ (Gitta). De mens is ‘zij die handelt met
mate’ (Hanna).”
De mens is de brug tussen de
geschapen en de scheppende werelden en is, zo vertelden de Engelen hun, de
bakermat voor de Nieuwe Wereld. De vier vrienden symboliseerden het vierde
natuurrijk. De vier zouden door hun trilling te verheffen tot die van de
engelen en door overeenkomstig hun taken te handelen de Nieuwe Mens, die de
Hand van het Goddelijke is, vertegenwoordigen. Die verbinding te worden was
de gezamenlijke taak van Hanna, Josef, Lili en Gitta en in het verlengde
daarvan het uiteindelijke doel van alle mensen naarmate zij hun bewustzijn
verhogen om Mens te worden, en handelen als uitdrukkingen (de Hand) van het
Goddelijke. De engelen vertelden hun: “De hemel is binnenin je.”
Om te ontkomen aan de
toenemende dreiging gearresteerd te worden door de nazi’s verhuisden de vier
naar de lege flat van Hanna’s ouders in Boedapest, maar de situatie
verslechterde al snel. Zij voelden zich ontmoedigd en vreesden voor hun
veiligheid, wat “Hij die weegt” ertoe bracht om hun dringend te
vragen: “Dien! Dien dag en nacht! Stilstaan is
verboden! Vele talenten zijn je toevertrouwd en je moet je daarvoor
verantwoorden. Zie. Het is geweldig om het Goddelijke te dienen! Bloei —
breng bloemen voort. Ik smeek jullie!
De Engelen benadrukten
verschillende keren dat ze moesten kiezen, beslissen en, zonder om te
kijken, handelen om de Nieuwe Wereld teweeg te brengen waarin vreugde
(geven) de lucht is en vrede de trilling. “Zweer
bij de Hemel dat jullie dat zullen bewerkstelligen.”
De Engelen verzekerden hen
dat door de lering en stimulering die door middel van de gesprekken werden
gegeven de vier geheel en al in staat waren om volgens hun taken te leven —
maar ze moesten in actie komen.
“De Schepper schept het
goddelijke Plan onophoudelijk door ons, maar zonder jullie kan er niets
zijn.”
“De Hemel spreekt: De aarde
zal vleugels krijgen door ons en door jullie. Als jullie door ons spreken:
Wij staan op de aarde. Als we handelen door jullie, krijgen jullie
vleugels.”
De avond voor Josefs
deportatie naar wat zij later hoorden een concentratiekamp (waar hij
stierf), vertelde een van de Engelen de vier dat zij alleen daadkrachtig
waren als zij samen handelden. Ze waren de stemmen van het ‘Nieuwe Lied’ —
ongeacht of ze fysiek bij elkaar waren. Het Nieuwe Lied is, zeiden de
Engelen, de nieuwe trilling “afgestemd op het Goddelijke — het heet Licht”.
Josefs lot bracht Gitta
ertoe een manier te zoeken om Hanna en Lili te redden van deportatie. Een
invloedrijke vriend vertelde haar over een geheim plan om 100 joodse vrouwen
en kinderen te redden door in een leeg klooster in Boeda een fabriek op te
zetten. Dit zou zogenaamd zijn voor het produceren van oorlogsbenodigdheden,
naaien van uniformen, en dus in overeenstemming zijn met de plannen van het
Hongaarse ministerie van Oorlog en daardoor bescherming genieten. Het zou
ook onder bescherming staan van de geestelijken die verantwoordelijk waren
voor het klooster. Aangezien zij de dochter was van een voormalige
hooggeplaatste Oostenrijkse militaire officier in het Hongaarse leger kreeg
Gitta de baan van “vrijwillige commandant” van de fabriek aangeboden en zij
accepteerde die. Hanna en Lili hoorden tot degenen die er in dienst waren.
Gitta’s kantoor was een schuur in de kloostertuin, waar de gesprekken werden
voortgezet, hoewel de Engelen hun zeiden dat zij de Engelen niet langer voor
zichzelf vragen moesten stellen, omdat hun “alles al gegeven” was:
“Zij die niet meer voor zichzelf vragen, handelen.”
Tijdens het gesprek op de
zomerzonnewende van 21 juni 1944 vertelde de Engel hun: “Jullie vragen
schept hier boven en daar beneden. Nu trilt het nieuwe geluid. Nu gaat de
nieuwe zon op. Precies nu, terwijl de oude zon op haar hoogste punt is. Nu
begint alles. Het keerpunt is nu. Van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen.”
Gitta voelde het begin van een nieuwe fase in de menselijke evolutie. De
Engelen spraken van de Nieuwe Liefde — “voortdurend
geven”: “De grootste gift die ons door het goddelijke is gegeven, is dat we
mogen geven.”
“Niet langer actie en
reactie; niet langer beloning en straf; niet langer mes en strelen.”
“In de kerk pleit en smeekt
iedereen. Maar dat is niet jullie manier. Jullie hart en het Zijne zijn Eén.
Dit is geen geschenk: het is jullie taak. Hef nooit meer je hoofd om voor
jezelf te vragen. Jullie worden met klem verzocht om verlossing. Open je
armen wijd! Geef: geef altijd! Handel: handel altijd!”
De vele gesprekken met
daarin lange stiltes, waarin de Engelen veel stimulans boden, creëerden de
gewenste resultaten. Een van de vrouwen in de fabriek zag dat Hanna’s
gezicht “straalde” wanneer zij naar de fabriek terugkwam, nadat zij enige
tijd in Gitta’s kantoor geweest was. Zij vroeg om de gesprekken bij te mogen
wonen en werd daartoe uitgenodigd. Jaren later vertelde zij Gitta dat ze
alle woorden die Hanna zei, innerlijk gehoord had. De vrouw die een schuur
met Lili deelde, werd haar zo toegewijd dat zij ook vroeg om bij de
gesprekken te mogen zijn.
Het laatste gesprek met de
Engelen op 24 november 1944 eindigde met de woorden:
“Geloof: het Eeuwige leven is al van jullie.”
Op 2 december 1944
bestormden Hongaarse nazi’s de hekken van het klooster. Gitta had van
tevoren voor de vrouwen al de bescherming ingeroepen van de Duitse
SS-soldaten die naast het klooster gelegerd waren, dus rende zij naar hen
voor hulp. De soldaten hielden de wacht en hielpen de joodse vrouwen en
kinderen haastig door een gat in de muur in veiligheid naar het woud dat
erachter lag. Gitta slaagde erin om de Hongaarse soldaten zo lang op te
houden dat de meesten van de vrouwen konden ontsnappen, maar 13 van hen die
achterbleven, werden gevangen genomen en naar het concentratiekamp
Ravensbrück gezonden. Onder hen waren Lili en Hanna. Gitta vermoedde dat ze
achtergebleven waren om haar te redden, omdat ze vreesden dat zij
doodgeschoten zou zijn als er voor de Hongaarse nazi’s geen vrouwen waren
geweest om te arresteren. Lili en Hanna zijn later in het kamp omgekomen.
Hanna had Gitta vaak verteld dat zij van hen vieren moest overleven om de
gesprekken aan de wereld te geven. Een van de 13 vrouwen vertelde Gitta
later dat Lili in het kamp zo’n liefdevolle kracht was dat de andere
gevangenen vrijwillig met haar de zwaarste karweien wilden doen. Hanna had
haar overtuigd dat, hoewel zij geslagen werd, de vernedering van de
afranselingen haar niet konden raken, en zo was zij in staat geweest om de
beproevingen van het kamp te doorstaan en te overleven.
Gitta leefde in Hongarije
enkele jaren ‘ondergronds’ om haar ouders te helpen. Toen zij in 1960
overleden, verhuisde zij naar Parijs, trouwde en vertaalde de gesprekken van
het Hongaars in het Frans. Een vriend bracht ze naar een vooraanstaande
Franse journalist, Claude Mettra, die bij Radio France werkte en Gitta in
april 1976 interviewde in zijn programma De levenden en de Goden. Het
interview trok zo’n belangstelling dat de gesprekken dat jaar in Parijs
werden uitgegeven als Dialogues avec l’Ange.
Ondanks vele uitnodigingen
om in het openbaar te spreken trok Gitta zich met haar echtgenoot terug op
het platteland tot 1983, toen zij een uitnodiging aanvaardde om te spreken
op het CG Jung-Instituut in Zürich. De respons was zo overweldigend dat zij
instemde met lezingentournees door Europa en vervolgens drie boeken schreef
gebaseerd op vragen die tijdens de tournees gesteld werden: Die Engel
erlebt (“De Engelen ervaren”), Weltenmorgen (“Werelddageraad”) en
Sprung ins Unbekannte (“Sprong in het onbekende”). Na 1984 werden de
gesprekken in het Engels vertaald en in 1988 gepubliceerd. Gitta stierf in
mei 1992.
Gita Mallasz
(transcriptie): Talking with Angels, Daimon, Zwitserland, 1998.
ISBN
3-85630-564-5; Nederlandse uitgave: Gesprek met de Engelen (uitg.
Lemniscaat).
Betsy Whitfill
is medewerker van Share International in Dallas (Texas, VS). |