Brieven van lezers -- april 2005

Gekleed voor de strijd

In november 2004 zat ik in de trein naar huis na onze maandelijkse lezing over de Wederverschijning. Ik was helemaal alleen in de coupé, want het was laat in de avond. Een paar minuten later stapten twee jonge vrouwen in. Ze droegen leren jacks, laarzen met metalen punten en hakken, overal kettingen, piercings, armbanden met sierspijkers en alle parafernalia die bij een “heavy metal”-stijl horen. Ze zagen er zo krijgshaftig uit dat ik me enigszins angstig voelde toen een van hen rechts van me ging zitten en de ander precies tegenover me. Maar, toen ze met elkaar begonnen te praten, realiseerde ik me dat ze ongevaarlijk waren. Ik was een boek aan het lezen en had een stapel Emerger Mundial [het Spaanse kwartaalblad] en Share Internationals op mijn schoot. Na een poosje, en nog al plotseling, vroeg de vrouw naast me — die pikzwart haar en ogen had en de aandacht trok met een scheermesje in haar ceintuur – wijzend op het tijdschrift: “Mag ik een van die boekjes pakken?” “Natuurlijk,” antwoordde ik en gaf haar — en de andere vrouw — nog twee tijdschriften en ander materiaal erbij, dat zij met graagte in ontvangst namen.
Dit was het begin van een erg lang (meer dan een half uur) en interessant gesprek over Meesters en de politieke/economische situatie in de wereld. Hun meningen over de huidige aangelegenheden waren gefundeerd en totaal niet oppervlakkig, en toen een van hen, letterlijk, zei dat “er zonder samen-delen geen rechtvaardigheid kan zijn” raakte dat een snaar in mij. Ik antwoordde dat ik het met hen eens was, maar dat ik ook dacht dat deze veranderingen in de wereld in verband stonden met energieën en gebeurtenissen van geestelijke en “esoterische” aard. En toen vielen de namen Maitreya en Benjamin Creme. “O ja! We hebben over de heer Creme gehoord.” “Eigenlijk”, onderbrak de andere vrouw, “zijn we erg geďnteresseerd in genezing. Dat is wat we belangrijk vinden, hoewel we in het onderwijs werkzaam zijn. Ah! Soms vragen we ons af of de mensheid wel van haar fouten leert.
Er was iets erg vreemds aan hen, maar het was ook plezierig, en ik had niet de moed te vragen naar hun “onderwijskundige activiteiten”. Bovendien naderde de trein mijn station, dus stond ik op om mijn jas aan te trekken en uit te stappen. De vrouw naast me, zei nog: “De meeste mensen nemen ons niet ernstig, omdat we ons zo kleden.” Waarop ik reageerde met: “Je zo uitdagend kleden kan een manier zijn om te laten zien dat je je verzet tegen onze samenleving. Dat is prima, hoewel dat beslist niet mijn stijl is!” We begonnen alle drie te lachen en lachend namen we afscheid. Toen ik door de deur stapte naar het perron hoorde ik de vrouw met de zwarte ogen nog snel roepen: “Ik ben er zeker van dat we elkaar gauw weer zullen zien en ik wed dat het niet in deze niet op tijd rijdende trein zal zijn.” (De trein had op één plaats erg lang stilgestaan, wat ongewoon was.)
Waren deze twee vrouwen gewone mensen?
CF, Barcelona (Spanje).
De Meester van Benjamin Creme verklaart dat de “jonge vrouw” die naast de schrijfster zat, Maitreya was en de “jonge vrouw” die tegenover haar zat, de Meester Jezus.

Twee brieven van dezelfde persoon:

Afrikaanse koningin

(1) Op zaterdag 12 februari 2005 liep ik om 20.30 uur na mijn werk naar de bushalte. Het was de eerste dag dat ik na een lange onderbreking terug in de verpleging was en ik was moe, maar opgelucht dat de dag goed was verlopen. Een lange, zwarte vrouw kwam me tegemoet en vroeg waar het White House-hotel was. Ik legde uit dat het bij mijn bushalte was en we er dus samen heen konden lopen.
Haar gezicht was mooi en sterk. Ze leek ongeveer 35 jaar oud en was erg energiek; ze had een donkere stem — vol enthousiasme en levensvreugde. Ze droeg een jas tot de knieën over een rok, hoge hakken en had een grote bloem in haar revers. Ze sprak met een sterk accent, dus vroeg ik waar ze vandaan kwam. “Nigeria,” antwoordde ze. Ik zei dat ik heel erg graag naar Afrika zou gaan en zij antwoordde dat sommige regeringen corrupt waren. Ik zei dat regeringen bijna overal corrupt zijn, met name in Amerika en Groot-Brittannië, en we lachten allebei.
Tegen de tijd dat we bij de bushalte kwamen, voelde het alsof we oude vrienden waren en we praatten over de vreemde staat waarin de wereld verkeert. Ik zei dat mensen met banen en geld overbelast zijn en het belangrijkste, en dat is tijd, niet hebben — en dat mensen zonder baan en geld alle tijd van de wereld hebben. Als we konden delen, konden we allemaal een evenredig deel hebben van de dingen die we nodig hebben.
Zij begon het leven in Nigeria te beschrijven en praatte over het gezin van een familielid: ze hadden een oud barrel van een auto uit Groot-Brittannië, die altijd kapot ging. De man werkte hard zodat de kinderen naar school konden en kwam zo laat thuis dat hij hen nooit zag. De moeder moest elke dag kilometers lopen om de kinderen naar school te brengen. Terwijl ze praatte, leek het zo echt dat ik het gevoel had dat ik daar was, het meemaakte.
Zij zei dat je zonder geld je leven niet kunt plannen en dat iedereen zijn leven moet kunnen plannen. Dit raakte me echt, omdat ik kort geleden erg weinig geld had gehad en niet vooruit had kunnen plannen.
Ze legde uit dat vele van haar familieleden om te overleven afhankelijk zijn van het geld dat zij hun stuurt. Zij lachte en zei dat ze weet dat de familieleden soms overdrijven over wat zij nodig hebben: dat ze door haar om hulp te vragen oneerlijk kunnen worden. Zij legde uit dat hetzelfde gebeurt met Afrikaanse regeringen: zij overdrijven wat ze nodig hebben en dat tast de relatie met de Westerse regeringen aan. Zonder eerlijkheid en rechtvaardigheid zal er altijd aan beide zijden corruptie zijn: corruptie bestaat overal en we moeten het allemaal uit de weg ruimen, zo zei ze.
Toen vertelde ze me een oud Afrikaans gezegde: “De rijke man kan niet slapen door het rammelen van de maag van de arme man.”
We schudden elkaar de hand en namen afscheid, waarbij we namen uitwisselden: haar naam was Kebi.
Ik zat boven in de bus en voelde me vrolijk en gelukkig, en bedacht hoe belangrijk het voor mensen is om hun toekomst te kunnen plannen.
Was de dame die ik ontmoette Maitreya?
Benjamin Creme’s Meester bevestigt dat de “Nigeriaanse dame” Maitreya was.

De plicht roept

(2) Eerder in de week woonde ik in het ziekenhuis een introductiedag voor nieuwe medewerkers bij. Op maandagochtend om 8.30 uur voegde ik me bij een grote groep mensen die gehuld in sjaals en mutsen bij de bushalte stonden. Er hing een sombere sfeer van “Wat doen we hier” in de lucht. Door de mensen heen zag ik een blonde moeder mijn richting uit komen die een tegenstribbelend kind voorttrok. Het meisje leek zo’n vijf jaar oud, zij had vlechtjes, droeg een regenjas en schooltas. Ze had een zeer ongewoon gezicht, meer een gezicht als van een volwassene dan een kindergezicht. Toen ze langs me liep ontstond er op de een of andere manier een band van wederzijdse empathie tussen ons. Ze hief haar hand op, niet om te wuiven, maar als een gebaar van steun en gaf me een blik die zei: “Nou ja. Je kunt er maar het beste gewoon mee beginnen.” Ik was verbluft en ontroerd. Ik begon te denken aan de werklast van zo veel mensen die het veel slechter hebben dan ik en aan mijn eerste dag op school toen mijn moeder heel veel moeite moest doen om mij over te halen om te gaan!
Waren het meisje en haar moeder Meesters?
Gill Fry, Londen (Verenigd Koninkrijk).
De Meester van Benjamin Creme bevestigt dat de “vrouw” de Meester Jezus was en het “meisje” Maitreya.