INTERVIEW MET JOHANN OLAV KOSS
Ieder kind heeft het recht om te spelen

door Ana Swierstra Bie

“Zorg voor jezelf, zorg voor elkaar” is het motto van de internationale, humanitaire niet-gouvernementele organisatie Right To Play (RTP, “Recht om te spelen”), die is voortgekomen uit Olympic Aid en actief is in 20 landen in Afrika, Azië en het Midden-Oosten. RTP richt zich op kwetsbare, door oorlog, armoede of ziekte getroffen mensen, onder wie vluchtelingen, wezen en voormalige kindsoldaten.
Voorzitter en algemeen directeur van RTP is schaatskampioen Johann Olav Koss, die vier maal olympisch goud behaalde en beroemd werd door op de Winterspelen in Lillehammer van 1994 drie gouden medailles te veroveren. Hij schonk een groot gedeelte van zijn prijzengeld aan Olympic Aid en riep mede-atleten en het publiek op hetzelfde te doen. Sinds Lillehammer heeft Koss zich ingespannen om Right to Play te laten uitgroeien tot een internationaal erkende ngo. Naast zijn werk met RTP zet Koss zich ook actief in voor een aantal goede doelen. Hij werd door het tijdschrift Time uitgeroepen tot een van de “100 leiders van morgen” en door het Economische Wereldforum tot een van de “1000 mondiale leiders”.
Ana Swierstra Bie interviewde hem voor Share International.

Ana Swierstra Bie: U heeft zich fulltime gewijd aan het verbeteren van het leven van de ergst achtergestelde kinderen en hun leefgemeenschappen. Hoe bent u bij dit werk betrokken geraakt?
Johann Olav Koss: Het begon in 1994 ten tijde van de Olympische Spelen. Ik was in 1993 gevraagd als ambassadeur voor Olympic Aid en ging naar Eritrea in oost-Afrika. In mijn jeugd hadden mijn ouders me meegenomen naar achtergestelde gebieden overal in de wereld — een aantal Afrikaanse landen, Egypte en India. Ik zag de sloppenwijken en de arme mensen daar, en kwam er zo achter dat er verschillen zijn in de wereld.
Op die tocht als ambassadeur zag ik een verbazingwekkende kracht aan het werk — de mensen wilden werkelijk zelf hun eigen land en lot veranderen. Ze waren heel vastberaden en net bevrijd van 30 jaar oorlog; ze waren hoopvol over wat ze in de toekomst konden bereiken. Ik was verbaasd over al die positieve energie. Ik zag het effect dat sport in dit verband kan hebben — onderwijs, sport en gezondheid — hoezeer het allemaal verband houdt met elkaar. Omdat zij zo vastbesloten waren om het land te ontwikkelen, wilde ik helpen.

Ik sloeg enkele jonge kinderen gade die naar posters van de martelaren in Asmara keken — dat waren hun helden. Een minuut later reed er een groep fietsers door de straat en de kinderen draaiden zich om, renden achter hen aan en juichten. Je vraagt je af wat voor soort helden je een land toewenst. Ik was er trots op dat ik als sportman ook iets kon doen om te helpen.
Ik raakte er erg snel bij betrokken. Ik was gemotiveerd om te doen wat ik kon, omdat zij wilden doen wat ze konden op basis van hun leven en wat ze hadden. Je maakt nooit plannen voor zoiets, voor de inzet, het is iets dat zomaar komt en zich gaandeweg ontwikkelt.
Het één leidt tot het ander en plotseling zit je er middenin, en het is spannend.

AS: Hoe kan sport en spel helpen om ontwikkeling, gezondheid en vrede te bevorderen?
JK: Het is een geheel nieuw gebied van ontwikkeling, dat steeds meer erkenning krijgt. Sport, en met name grote sportevenementen, wordt al heel lang gebruikt als promotiemiddel om bepaalde boodschappen te verspreiden. Maar sport is nog niet echt toegepast als programmamiddel, wat volgens mij een veel betere manier is om het te benutten. Je kunt het in feite beschouwen als het opbouwen van een burgermaatschappij. Kijk naar de sportverenigingen, de teams, juniorenbonden — dat is allemaal normaal in onze samenleving — in veel landen in de Derde Wereld bestaan die niet.

Door sport leren we dat er regels zijn, leren we samen spelen, eerlijk spelen, inzet voor elkaar. Sport kan een kind leren om de regels te volgen en gezag te respecteren zonder beperkt te worden; kinderen gaan zich ontplooien en groeien, maar binnen het systeem. Dit is een van de basiselementen van het opbouwen van democratie. Sport heeft invloed op het vestigen van een democratie. In sportraden discussiëren mensen en vindt interactie plaats, en kinderen in een team doen hetzelfde — zij zien de uitgangspunten.
De ontwikkeling van het kind is een ander gebied; fysieke activiteit is belangrijk voor zijn ontwikkeling, zowel fysiek als psychisch. In gemeenschappen die voorheen geen mogelijkheid hadden voor regelmatige activiteiten, zien we nu dat kinderen gezonder zijn, er is minder conflict en ze gaan naar school. Fysiek ontwikkelen ze vaardigheden die positief zelfvertrouwen geven en hun fysieke zelfbeeld, hun veerkracht verbeteren. Ze leren respect voor elkaar te hebben, met name tussen jongens en meisjes, wat een van de belangrijke elementen is bij het voorkomen van hiv/aids. Vooral met betrekking tot hiv/aids en seksueel gedrag is het naar mijn mening uitermate belangrijk om vrouwen sterker te maken. Als je vrouwen zelfrespect kunt geven, zullen zij ook respect van de man winnen en kunnen vrouwen afdwingen wat nodig is om zichzelf te beschermen tegen de ziekte. Zij kunnen binnen de samenleving nieuwe gedragsregels creëren.

AS: Hoe kweekt u begrip voor al deze ideeën?
JK: We hebben spelactiviteiten — “leef veilig, speel veilig” genoemd — die krachtige gezondheidsboodschappen overbrengen. Die boodschappen gaan over van alles, van het voorkómen van infectieziekten, het belang van inentingen, van handen wassen, tot het hele idee van veilige seks. De kinderen zullen daardoor hopelijk los komen van het oude gedragspatroon en iets nieuws leren.
We organiseren sportevenementen bij medische klinieken in combinatie met inentingen. Kinderen zonder ouderlijke steun, zoals straatkinderen en wezen, komen ook om te spelen en worden ingeënt. Je kunt een heel nieuwe groep mensen bereiken. De kinderen zien een beroemde atleet die hetzelfde promoot en ze willen zijn als hij of zij, dus stijgen de inentingscijfers.

AS: Denkt u dat sport kan helpen bij conflicten?
JK: Sport en spel kunnen kinderen leren hoe conflicten op te lossen, en zo vrede bevorderen. Het is een middel om mensen te integreren. We zetten mensen met verschillende etnische of godsdienstige achtergronden in hetzelfde team. In het Midden-Oosten zitten Israëli’s en Palestijnen in hetzelfde team: ze moeten leren samen te zijn, elkaar te respecteren en samen te spelen. En weet je wat ze zeggen? “We gaan winnen; we willen meedoen. We willen plezier hebben!” Ze leren elkaar kennen en met elkaar spelen, en dat kan enorme bruggen bouwen. Het besef dat er meer overeenkomsten dan verschillen zijn kan ertoe leiden dat die overeenkomsten gebruikt worden om anderen te begrijpen en communicatie-instrumenten te ontwikkelen. We hebben 160 verschillende spelactiviteiten voor conflictoplossing, wat een vierjarige cursus oplevert van meer dan 40 weken per jaar met één activiteit per week.

AS: Maar vast niet elke sport- of spelactiviteit geeft dat resultaat?
JK: Ik geloof dat elke sport- of spelactiviteit resultaat kan hebben, maar het hangt af van de manier waarop je werkt. Sport kan misbruikt worden, bijvoorbeeld als een nationalistisch middel om verschillen in de maatschappij aan te brengen. Sport heeft bijvoorbeeld verschillende klassen gecreëerd.
We hebben twee leidende principes: openheid en weerbaarheid. Openheid betekent dat iedereen moet kunnen deelnemen, ongeacht achtergrond, fysiek vermogen, godsdienst en geslacht. Dan zijn er de ‘beste waarden van de sport’, wat alles inhoudt van fair play en teamwerk tot respect. Het is interessant dat het concept van de ‘beste waarden van de sport’ over de hele wereld wordt gerespecteerd, alleen praten we er niet genoeg over en moedigen we het ook niet voldoende aan. Wanneer het met sport verkeerd gaat, is dat voornamelijk omdat we deze waarden niet toepassen. Als er bijvoorbeeld aan tafel een conflict is en iemand wordt onredelijk, dan zeggen we: “Waar zijn de ‘beste waarden van de sport’ nu gebleven?” We gebruiken dat als een referentiepunt voor discussie, integratie, actie, deelname.
Het is toch veel beter om een kindsoldaat via sport een fysieke uitlaat in een gecontroleerde omgeving te bieden en dat hij daarin kan uitblinken, dan dat hij soldaat is. We spelen voornamelijk teamsporten, zoals voetbal, basketbal, volleybal enz.

AS: U werkt ook met zusterorganisaties om leefgemeenschappen te ontwikkelen?
JK: We leren mensen vaardigheden op het gebied van management, trainen en coachen. Dit is het belangrijkste wat je kunt doen, zodat ze voor zichzelf kunnen zorgen. We hebben ongeveer 100 internationale projectcoördinatoren die mensen trainen en activiteiten in de lokale gemeenschap organiseren. Zij kunnen 200 tot 400 mensen in één gebied trainen en de infrastructuur voor activiteiten opzetten. Dit is allemaal vrijwilligerswerk. Ongeveer 200.000 kinderen nemen deel aan onze regelmatige activiteiten en we hebben ongeveer 7500 mensen opgeleid om ze te begeleiden.

Daarnaast is er het oprichten van organisaties in de gemeenschappen, het opzetten van raden, verenigingen, enzovoort, en ten slotte het veranderen van de prioriteiten in de gemeenschap om toegang tot spel en sportvelden veilig te stellen.
Het belangrijkste element voor succes is de samenwerking met partners en het gebruik maken van ieders beste vaardigheden. Dit leidt tot een bredere, holistischere benadering van de plaatselijke gemeenschappen. We werken met vele kleine en lokale organisaties, maar onze belangrijkste partners zijn de VN en haar agentschappen, UNICEF, UNHCR, WHO, en ook het Rode Kruis, Red de kinderen – en zo zou ik door kunnen gaan.

AS: Hoe wordt het werk gefinancierd?
JK: De vijf voornaamste financieringsbronnen zijn Amerika, Canada, Noorwegen, Nederland en Zwitserland. Samen zijn zij goed voor meer dan 60 procent van ons budget; particuliere bronnen zorgen voor de rest.

AS: Kunt u iets zeggen over het RTP-Rondetafelforum?
JK: Regeringen moeten de kracht van sport en spel inzien en hoe begrijpen hoe ze daar gebruik van kunnen maken bij het tot stand brengen van vrede en gezondheid. We geloven in de Conventie van de Rechten van het Kind — waaraan we ook onze naam ontleend hebben. Het is een basisrecht van elk kind om in een situatie te verkeren waarin het kan spelen. Als het kind moet kunnen spelen, dient het in een veilige omgeving te zijn, zowel wat conflict als milieu betreft. Het moet gezond zijn en onderwijs krijgen en een ouderlijk vangnet in de leefgemeenschap hebben. Het recht van het kind om te spelen betekent dat het leven rondom dat kind ten dienste staat van zijn hele ontwikkeling. We mobiliseren politieke leiders. Een van de resultaten van het Rondetafelforum was het instellen van een internationale werkgroep bestaande uit politici, deskundigen en organisaties met het potentieel om regeringen te bewegen tot een beleid waarin maximaal gebruik wordt gemaakt van sport voor ontwikkeling, zowel in ontwikkelings- als in ontwikkelde landen.
“Zorg voor jezelf, zorg voor elkaar”

AS: Kunt u ook iets zeggen over de filosofie achter de programma’s ‘Zorg voor jezelf, zorg voor elkaar”?
JK: Het beste voorbeeld om onze filosofie te illustreren is een verhaal dat ik hoorde van een van onze projectcoördinatoren. Zij werkte in een vluchtelingenkamp in Tanzania. Ze hadden een sportevenement georganiseerd, het was een geweldige dag geweest. Na afloop, terwijl ze op een auto stond te wachten, ziet ze een jongen op straat staan met een banaan. Het kind ziet een ander kind dat niets heeft, hij deelt zijn banaan in tweeën, loopt naar het andere kind toe en zegt: “Zorg voor jezelf, zorg voor elkaar”. We staan volledig achter de filosofie dat door sport te bedrijven je feitelijk begint met voor jezelf te zorgen. We moeten allemaal uitzoeken wie we zijn en wat we voor onszelf kunnen doen; maar daarmee houdt het niet op. We moeten voor elkaar zorgen. Het is onze verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat we met elkaar in sociaal partnerschap zijn, omdat we invloed op elkaar hebben, we zijn afhankelijk van elkaar. Het is in zekere zin geheel in ons eigenbelang om voor anderen te zorgen en niet alleen voor ons gezin, omdat het daar niet ophoudt, het moet binnen je leefgemeenschap zijn en er buiten.

AS: Dus als anderen lijden, lijd jij ook — het zal invloed op jou hebben.
JK: Ja. Mensen zullen natuurlijk vragen: waarom zou het mij beïnvloeden? Tegenwoordig zien we de kloof tussen arm en rijk groter worden. Het probleem is dat de armen alleen maar armer worden, zelfs niet een heel klein beetje rijker. Ze weten dat ze armer worden en zien de verschillen in de wereld, dat is iets nieuws en is gekomen door de communicatietechnologie. We gaan nu in de richting van een veel gevaarlijker situatie. De levensomstandigheden zijn voor veel mensen slechter dan ze waren en we zullen veel meer conflicten krijgen en door de mondialisering zullen dat mondiale conflicten worden. Het zal anders zijn dan oorlog, maar we zullen overal incidenteel geweld zien opflikkeren en we zullen een veel beperkter leven leiden.

Wat is dan onze wereldvisie? Hoe willen we dat onze wereld eruit ziet? Ik geloof beslist in concurrentie, ik geloof in doelstellingen en kansen, het is een natuurlijk instinct in mensen. Maar we moeten eerlijk groeien, het moet eerlijk zijn voor iedereen. We zouden moeten kijken naar de Millenniumdoelen en die bereiken via eerlijke handelsovereenkomsten, mogelijkheden voor schuldenverlichting, enzovoort. Dit is van cruciaal belang voor de wereld.

AS: Nemen de verschillen toe?
JK: Ja, maar dat wil niet zeggen dat de rest van de wereld hetzelfde moet zijn als wij. Afrika zal nooit als Europa zijn en dat moet ook niet, nooit — het moet Afrika blijven, omdat we cultureel verschillend zijn, we moeten onze culturen behouden en het onderscheid tussen onze rassen. Dat is iets moois, het maakt een rijkere wereld. Het zou verschrikkelijk zijn als alles hetzelfde was. Het zou geen zin meer hebben om te reizen.
We kunnen veel leren van deze samenlevingen. Er is zoveel te leren over geluk, over hoe te leven en te waarderen wat je hebt. Hun mogelijkheden zijn zo gering en ze zijn toch verbazingwekkend gelukkig en lachen, en je vraagt je af: “Hoe is dat mogelijk?” Het doet me meer waarderen wat ik heb en wie ik ben, de vrienden die ik heb, enzovoort. Het maakt dat ik me minder zorgen maak over dingen die ik niet heb, en over wat ik niet kan doen.

AS: RTP is werkzaam in die gebieden in de wereld die het ergst door oorlog en ziekte getroffen worden. Is er iets dat u zou willen zeggen tegen mensen die zich bedroefd voelen over het lijden in de wereld, maar zichzelf te klein en onbetekenend vinden om er iets aan te doen, of misschien zelfs het gevoel hebben dat het hopeloos is om te proberen de situatie te veranderen?
JK: Alleen individuen kunnen een verandering in de wereld teweegbrengen. Je kunt niet van een grote groep verwachten dat ze verandert, maar het gebeurt via mensen binnen de groep — zij kunnen een verandering aanbrengen en mensen mobiliseren en dan veroorzaakt de groep veranderingen. Er kan van alles veranderen — het hangt alleen van die ene persoon af. Als die mensen er niet zijn, gebeurt er niets.
Ik denk dat we allen, groot of klein, een verandering teweeg kunnen brengen en de enige manier is om dat zelf te doen. Ik verwacht niet dat de wereld veranderingen voor mij aanbrengt — dat is mijn eigen verantwoordelijkheid. De enige persoon die iets kan veranderen ben jij.

We zitten in een situatie dat de wereld beter wordt, we brengen veranderingen teweeg. Er gaan meer kinderen naar school, er zijn meer democratieën, we weten meer en we weten wat onze inzet moet zijn, we weten hoe we dingen moeten doen.
Het bijltje erbij neergooien is geen optie. Hoe kan dat ook? We hebben iedereen nodig om positieve energie en goede krachten in het systeem te brengen. Er zijn natuurlijk ook mensen die geen goede bedoelingen hebben, er zijn negatieve krachten, en zij willen hun negatieve invloed in de wereld niet opgeven omdat het hun gewin oplevert — macht of geld of wat dan ook. We moeten hen niet laten winnen. De meerderheid van de mensen is positief en heeft positieve energie. De wereld is echt goed.
Iedereen maakt deel uit van het veranderingsproces in de wereld. Als je blijft zitten en niets doet heb je in feite de beslissing genomen om te participeren in achteruitgang. Iedereen die leeft, maakt deel uit van wie we zijn, als fragment van onze leefgemeenschap, maakt deel uit van hoe we onze systemen creëren. Iedereen — het maakt niet uit wie je bent, je kunt niet zeggen dat je er niet bij hoort.

AS: Dus we moeten ons bewust zijn van de invloed die we op de wereld hebben?
JK: Ja, en op elkaar, op onze plaatselijke gemeenschap. Zelfs al denk je dat je het niet hebt, iedereen heeft invloed. God zij dank dat we dat hebben. Gewoon omdat we leven, hebben we invloed.

Zie voor meer informatie over Right to Play: www.righttoplay.com

Ana Swierstra Bie is medewerkster van Share International en woonachtig in Oslo (Noorwegen).

Johann Olav Koss met enkele jonge vrienden