De noodzaak van dialoog (1en2)
interview met Alastair Crooke door Gill Fry
Alastair Crooke heeft bijna 30 jaar in de
Britse diplomatieke dienst doorgebracht, waar
hij werkte aan conflictoplossing in Ierland,
Zuid-Afrika, Namibië, Afghanistan, Cambodja en
Colombia. Hij was speciaal veiligheidsadviseur
van de Hoge Vertegenwoordiger voor de Europese
Unie Javier Solana en coördineerde de
bemiddeling tussen alle partijen in de
Arabisch-Israëlische en Palestijns-Israëlische
conflicten. In 2002 voerde hij met succes
onderhandelingen die de bezetting van de
Geboortekerk in Betlehem tot een einde brachten.
In 2003 werd hij door de Britse regering benoemd
tot Gezel in de Orde van St. Michaël en St.
Joris (CMG) vanwege zijn verdiensten voor “het
bevorderen van het vredesproces in het
Midden-Oosten”. Crooke is directeur en
medeoprichter van het Conflicts Forum (CF) waar
hij ook deel van uitmaakt. CF is een in het
Verenigd Koninkrijk gevestigde, onafhankelijke,
ideële multinationale organisatie die bestaat
uit deskundigen met één gezamenlijk belang,
namelijk het overwinnen van de huidige barrières
tussen de Islam en het Westen. Ingevolge zijn
opdracht probeert het Forum “om nieuw inzicht in
de Islam te kweken … en vraagtekens te zetten
bij de gangbare Westerse orthodoxie die
islamisme ziet als een ideologie die vijandig
staat tegenover de agenda voor mondiale
democratie en goed bestuur.”
Hier volgt een verkorte versie van deel 1 van
het interview. Zie voor de volledige tekst
Share Nederland, juni en juli/augustus 2005,
en Share International, juni 2005.
Share International: Wanneer werd het
Conflicts Forum opgezet en wat zijn de
doelstellingen?
Alastair Crooke: In 2003 werkte ik bij de
Europese Unie om te proberen binnen de
Palestijnse context tot een staakt-het-vuren te
komen tussen Hamas, Jihad en vertegenwoordigers
van Fatah. Dat had even succes, maar mislukte in
augustus 2003 door een bomontploffing in
Jeruzalem en de daaropvolgende moord op de
leider van Hamas. De bomontploffing werd niet
vergoelijkt of georganiseerd door de leiding
[van Hamas], maar was een individueel initiatief
van een kleine groep binnen Hebron die buiten de
overeenkomsten om handelde. Dat leidde tot mijn
ontslag uit de Europese Unie. Jack Straw zei
tegen [Javier] Solana dat ik teruggetrokken
moest worden en ik stapte op uit de regering.
Het was alsof je weer van school ging en opnieuw
je leven richting ging geven.
Ik werd uitgenodigd om lezingen te geven over de
Palestijnse kwestie, maar merkte al gauw dat
mensen meer geïnteresseerd waren in wie die
islamieten waren. Vormen ze werkelijk een
bedreiging voor ons? Wat is het verschil tussen
Hezbollah en al-Qa’ida? We stelden een groep
samen die rechtstreekse ervaring had met
gesprekken met deze mensen, teneinde te proberen
enig inzicht te geven in wie ze zijn en in de
verschillen tussen deze groepen, die we losweg
omschrijven als islamieten en op wie we vaak het
etiket ‘terroristen’ plakken, ondanks het feit
dat hun politieke agenda’s, doelen en kenmerken
erg uiteenlopen. Behalve het etiket dat het
Westen hun gegeven heeft, hebben groepen als
Hamas, al-Qa’ida of de Salafi Jihadi bijna niets
gemeen.
We begonnen meer uit te leggen over islamisme en
realiseerden ons dat er een grens is aan wat we
als Europeanen konden doen. We moesten er
Amerikanen bij betrekken die wilden luisteren,
vervolgens teruggaan naar hun eigen samenleving
en, met een Amerikaans accent zeggen: “Het was
interessant te horen wat zij te zeggen hadden.”
SI: In maart 2005 organiseerde Conflicts
Forum een bijeenkomst in Beiroet onder de titel:
“Islam en het Westen: de weg naar een vreedzame
dialoog.” Wat was het doel van de bijeenkomst en
wie waren erbij betrokken?
AC: Het doel was Amerikanen en Europeanen ertoe
te brengen te luisteren naar de meningen [van de
islamitische groepen] en de problemen waarmee
hun samenlevingen geconfronteerd worden, en hoe
zij hun rol zien in de veranderingen. Zonder
aanbevelingen te hebben of beleid te maken en
met alleen onszelf op persoonlijke titel, niet
geïnstrueerd door enige regering. We proberen
onafhankelijk te blijven, omdat we denken dat
dat in dit stadium bijna onmogelijk is voor
regeringen.
Jammer genoeg zijn vele regeringen gevangene
geworden van hun eigen retoriek en is het voor
hen erg moeilijk om daaraan te ontkomen.
We hadden in Beiroet wat ik zou willen noemen
“de vier pilaren van de politieke islam”: de
Moslim Broederschap, Hamas, Hezbollah en
Jama’at-Islami uit Pakistan. Deze vier zijn, ook
al vertegenwoordigen zij niet de hele politieke
islam, zeker de zwaargewichten op het punt van
denken, filosofie en intellectuele inbreng, en
het was belangrijk om deze mensen in contact te
brengen met ongeveer acht Amerikanen en zes
Europeanen.
We hebben het met opzet klein gehouden, met als
enige agenda luisteren en voor de verandering
niet tegen hen praten. Het Westen heeft een zeer
slechte reputatie wat luisteren betreft. We
neigen ertoe om al gauw in monologen te
vervallen, daarom was het doel niet om politieke
kwesties op te lossen, maar gewoon te luisteren.
Hamas had jarenlang geen Amerikaan ontmoet,
Hezbollah evenmin gedurende vele jaren, dus het
was een belangrijke gebeurtenis.
SI: Dus voor regeringsfunctionarissen zou
dit niet mogelijk zijn geweest?
AC: Zij zouden het moeilijk gevonden hebben,
omdat het gaat om organisaties die nog steeds
verboden zijn. Het doel was hun de gelegenheid
te geven te praten: er is heel veel bagage die
nog besproken en geventileerd moet worden. Even
belangrijk als de conferentie was dat een andere
afgevaardigde, Graham Fuller [Amerikaanse
Midden-Oostenspecialist] en ik gedurende 90
minuten deelnamen aan een tv-debat voor
Al-Jazira, samen met het plaatsvervangend hoofd
van Hamas en dat van Hezbollah. Dat debat werd
viermaal uitgezonden en gezien door vele
moslims. Het werd beschouwd als een mijlpaal in
programmering om een voormalige Europese en
Amerikaanse functionaris en de plaatsvervangende
leiders van Hamas en Hezbollah over deze
kwesties te laten discussiëren. Het is niet
eenvoudig om visies in het Westen te veranderen,
maar het is net zo belangrijk om moslims te
laten zien dat er in Europa en Amerika mensen
zijn die echt zorg hebben over de vervreemding
die heeft plaatsgevonden, en die nieuwe
betrokkenheid willen zien en weer naar elkaar
willen luisteren. Er waren ook interviews op
andere Arabische kanalen.
We hopen elders conferenties te houden om een
dynamiek te ontwikkelen en op te wekken die van
de gemeenschap komt, niet zo nodig van
regeringen. Dit betekent niet dat regeringen
worden uitgesloten — hoe meer zij meedoen in het
proces, hoe beter — maar we proberen mensen aan
te moedigen te luisteren en te praten. Er kwam
een erg goede reactie van de islamitische
groepen en van de VS en Europa.
SI: Wat zijn zoal de zorgen aan de kant
van de islamitische groepen?
AC: Economisch gezien is het erg belangrijk om
te erkennen dat het noodzakelijk is om de eigen
identiteit te behouden. De islamitische economie
ontstond in India in een poging om de
moslimidentiteit te behouden in een
hindoe-omgeving. Nu gaat het erom te proberen om
enkele ondersteunende morele waarden te behouden
in een in toenemende mate mondiale en technische
economie, die mensen, juist door de aard van de
beslissingen, steeds meer in de richting van
vrijdenkerij kan trekken.
De andere factor is kijken hoe je veranderingen
in een samenleving teweeg kunt brengen door
gebruik te maken van de traditionele structuren:
gezin, familie, stam, bredere sociale groepen,
en die te beschouwen als aandrijfmechanismes, in
plaats van als obstakels, tot verandering. Er
komt in toenemende mate een gedachtewisseling op
gang, met name van niet-Arabische islamieten,
die het Westerse project van bezetting en
vijandigheid ten aanzien van de islam niet
eenvoudig ziet als bezetting van moslimlanden —
Palestina, Irak, Afghanistan, de retoriek tegen
Syrië, Soedan en Iran — maar die dat in verband
ziet met de exploitatie van moslim-hulpbronnen
om te voldoen aan Westerse economische belangen.
Het gaat om het gebruik van minerale bronnen,
oliepijpleidingen en gasleidingen — moslims zien
als afnemers in een Westers materialistisch
concept, om te voorzien in hulpbronnen voor
consumptie ten behoeve van mondiale
kapitalisten.
SI: Velen in het Westen denken dat het
verkeerd is om met zogenoemde ‘terroristen’ te
onderhandelen. Hoe ziet u dat?
AC: We worden er heel vaak van beschuldigd
legitimiteit te verlenen aan deze groepen door
ermee te praten — maar het werkt in feite
andersom. Door groepen te demoniseren, te
isoleren en te vervreemden, verhoog je in feite
de frustratie en woede die tot geweld leiden.
Dus wat we doen, is bedoeld om te proberen de
cyclus van geweld te doorbreken. Het is geen
kwestie van legitimiteit verlenen — op deze
manier begin je een politiek proces.
SI: Merkt u, in de omgang met groepen als
Hezbollah en Hamas, dat er mensen zijn die de
andere kant van het verhaal zien, die niet
alleen maar onwrikbaar vasthouden aan hun eigen
agenda of doelen?
AC: Bij Hamas en Hezbollah is het belangrijk om
ook te zien dat ze binnen hun eigen
bevolkingsgroepen enorme geloofwaardigheid en
rechtmatigheid bezitten. Ze zijn niet, zoals ze
vaak in het Westen worden getypeerd, enigszins
marginaal, crimineel of een kleine bende
gewapende mannen. Integendeel, Hezbollah is
waarschijnlijk de grootste politieke macht in
Libanon. Hezbollah heeft ziekenhuizen, scholen
en een wijdverbreid sociaal welzijnsprogramma
onder haar beheer. Hamas heeft ook een groot
welzijnsprogramma. Deze groepen ondersteunen
verkiezingen, willen een effectieve en
niet-corrupte regering, geloven in
grondwetshervorming en waarborging van de
rechten van het volk.
Zoals het Westen het ziet, is het een probleem
van gebruik van politiek geweld. Maar er is een
ander beeld: dit zijn de toortsdragers die zich
het meest inzetten voor verkiezingen, hervorming
en het verbeteren van de levens van gewone
moslims. Dus met dat aspect moet ook rekening
gehouden worden.
SI: Hoe wordt vertrouwen gecreëerd in
vredesonderhandelingen tussen twee elkaar
bestrijdende partijen?
AC: Ik denk dat het uit twee eenvoudige
elementen bestaat. Het is belangrijk om mensen
met hoffelijkheid en respect te behandelen. Ik
denk niet dat er een speciale tovertruc bestaat
om vertrouwen te scheppen. Het is duidelijk dat
je eerlijk en oprecht moet zijn, en het is ook
belangrijk om geloofwaardig te zijn. Het is
gemakkelijk om je eigen maatschappij of regering
te bekritiseren, maar dan ben je niet
geloofwaardig, omdat deze mensen jouw
samenleving willen begrijpen, niet een afvallige
stem daaruit. Het is dus erg belangrijk om uit
te leggen hoe de samenleving tot beleid komt.
Het vermogen om te luisteren speelt ook een
rol van betekenis. Wij in het Westen houden er
enkele uitgesproken ideeën en meningen op na, en
zijn ons er niet van bewust hoezeer we in de ban
zijn van die specifieke meningen, over
moderniteit en vooruitgang. We merken dat op de
een of andere manier, naarmate samenlevingen
ontwikkelder en welvarender worden, al onze
waarden zullen samenvallen met Westerse,
liberale, seculaire waarden. Er is geen
werkelijke reden om dat aan te nemen, maar veel
van ons denken is daarop gebaseerd. Dus moet je
vraagtekens plaatsen bij sommige van de ideeën
aan beide kanten en onbevooroordeeld zijn. Zijn
we echt serieus over democratie — en pluralisme?
Kunnen we net zo pluralistisch zijn met
betrekking tot islamitische groepen als we zijn
ten aanzien van seculaire groepen? Zijn we echt
zo ethisch als we ons voordoen? Moslims zien dat
we veel over ethiek praten: we beschouwen
onszelf als ethisch, maar zij zien dat, wanneer
we met onze rug tegen de muur staan, Westerse
samenlevingen heel bedreven zijn (en zijn
geweest) in het doden van burgers en kinderen.
Zo zijn er punten die zij ons voorleggen — en
wij hebben ook zulke punten om aan hen voor te
leggen.
Hoe kom je tot een morele ondersteuning van
de samenleving zoals islamieten dat proberen, om
wat zij zien als zwakten in de Westerse
samenleving te vermijden: fragmentatie,
eenzaamheid, het gevoel van wanhoop en leegte in
een materialistische maatschappij? Hoe doe je
dat, terwijl je toch de persoonlijke levenssfeer
behoudt? Hoe laat je mensen gemakkelijk
ademhalen, met behoud van morele waarden? Dit
zijn moeilijke kwesties. Hoe pas je vrijdenkers
in binnen deze samenlevingen? Ik denk niet dat
iemand wil dat overheersing door één groep
vervangen wordt door overheersing door een
andere vorm van tirannie. Hoe ga je om met
participatie van het volk in regeringen binnen
een samenleving die gedomineerd wordt door
godsdienstige waarden? Tenzij je een begin maakt
met het aanpakken van deze kwesties, is het voor
beide zijden erg moeilijk om echt op de juiste
manier te luisteren.
SI: Als vertrouwen is gevestigd en één
kant verbreekt het vertrouwen, hoe moet je dan
reageren: doorgaan met vertrouwen, opdat
vertrouwen opnieuw groeit? Of eindigt daarmee
iedere mogelijkheid voor verdere dialoog?
AC: Zeker niet. Processen zijn in mijn ervaring
nooit vastomlijnd. Er is niet een soort “eureka
moment”, waarop een beweging ineens besluit dat
ze onherroepelijk van koers gaat veranderen. Het
is een geleidelijk proces. De meeste
organisaties hebben stromingen ten gunste van
verandering en andere stromingen die niet
overtuigd zijn, die wachten op gebeurtenissen om
te kunnen beslissen. Vertrouwen is niet iets dat
gecentraliseerd, op zichzelf staand en voor
altijd is.
Tijdens de Hudna [staakt-het-vuren] van 2003
ontplofte er een bom in Jeruzalem en ontstond
een vertrouwensbreuk aan de kant van Hamas. Dit
werd veroorzaakt door een kleine groep mensen
die besloot haar eigen regelingen te treffen en
onafhankelijk te handelen. Die groep trotseerde
daarmee het leiderschap. Betekent dat dan dat je
stopt en niet verder gaat? Historisch gezien
worden alle veranderingen in samenlevingen
onderbroken door trauma, door geweld, en spelen
zich vaak af over een langere periode. Dat
moeten we verwachten. Er zullen stappen vooruit
en stappen achteruit zijn. Dat betekent niet dat
vertrouwen te gronde is gericht en je de
veranderingen moet negeren. Integendeel, je moet
dat inbouwen in je verwachtingen. Er zullen
tegenslagen zijn en terugkeer van geweld, zelfs
in een proces dat in het algemeen in de goede
richting gaat. SI: Wat is er de oorzaak van
dat de wil van de Verenigde Naties in het
Israëlisch/Palestijnse probleem niet duidelijker
tot uitdrukking wordt gebracht?
AC: De meest voor de hand liggende is het
Amerikaanse veto in de Veiligheidsraad. De VS
hebben over een groot aantal resoluties hun veto
uitgesproken omdat zij ze onevenwichtig vonden
of vonden dat ze niet voldoende rekening hielden
met aanvallen op Israël. Er zijn vele
VN-resoluties over de situatie tussen
Palestijnen en Israëli’s, maar er is van de kant
van de internationale gemeenschap erg weinig
moeite gedaan om tot ten uitvoerlegging te
komen. De meeste Israëli’s hebben een negatieve
kijk op de Verenigde Naties: ze hebben er geen
vertrouwen in, bekijken de VN met vijandigheid
en wantrouwen, beschouwen haar niet als een
evenwichtige en onpartijdige organisatie. Dit is
geen aantijging tegen de Verenigde Naties, maar
het is een van de factoren die het werk
bemoeilijken.
SI: Ziet u de Verenigde Naties als ‘de
hoop voor de wereld’?
AC: Ik denk dat de Verenigde Naties of een of
andere vorm als de Verenigde Naties duidelijk
essentieel is met betrekking tot het proces in
zijn geheel. Een aantal dingen weerhoudt de VN
ervan om daadkrachtiger te zijn. Wat de VN nodig
heeft, is voldoende consensus onder de
grootmachten, en de secretaris-generaal —
slechts de dienaar van de Veiligheidsraad — is
geen onafhankelijke participant. In de tweede
plaats is de VN niet altijd daadkrachtig
geweest: de beperkingen die worden opgelegd
doordat je een bepaald aantal mensen en een
evenwichtige structuur nodig hebt, hebben er
niet toe bijgedragen dat het meest effectieve
personeel werd geselecteerd en de meest
daadkrachtige kernbeslissingen werden genomen.
Er is een geest of sfeer geweest van berusting
in ineffectiviteit, van “dat is het beste wat we
kunnen doen”, en er zijn te veel restricties. Er
is grote behoefte aan een veel effectievere
operationele structuur met gezag om te handelen.
Zoals de situatie nu is, duurt het zo lang om
toestemming te krijgen en is het erg
bureaucratisch wanneer die toestemming is
gegeven.
SI: Wat is uw visie op de oorlog in Irak?
Zou u een alternatieve oplossing hebben bepleit?
AC: Ik denk niet dat de oorlog in Irak goed is
doordacht of zijn doelen bereikt heeft. Het is
nog te vroeg om te zeggen, maar hij kan
gemakkelijk de bron worden voor grotere
instabiliteit in de regio. De oorlog in Irak kan
leiden tot grotere spanning tussen Soennieten en
Sji’ieten, tot burgeroorlog, en zou invloed
kunnen hebben op andere landen. Was het waard
deze prijs te betalen voor het afzetten van
Saddam Hoessein? Alleen de geschiedenis zal
beoordelen of het grote verlies aan burgerlevens
en de wijdverspreide instabiliteit in de regio
gerechtvaardigd waren.
Als het een schoorvoetende ontspanning van de
politieke structuur oplevert die islamisten de
gelegenheid zou geven om deel te nemen aan of
enige armslag te krijgen in het politieke
proces, kunnen we niet eindigen met het vrije,
seculaire, kapitalistische soort democratie dat
oorspronkelijk voorzien was voor de grotere
Midden-Oostenmissie. Dit kan een onverwacht
positief resultaat zijn van de instabiliteit. Ik
heb 25 of 30 jaar in conflictoplossing gezeten
en weet van geen enkel geval waar niet iedereen
van tevoren vol vertrouwen ging zitten en zei:
“Het is heel duidelijk hoe dit gaat aflopen.”
Maar in alle gevallen was het onverwachte het
enige wat zeker was.
SI: U bent betrokken geweest bij
conflictoplossing in Palestina, Afghanistan,
Noord-Ierland, Colombia, Cambodja, Namibië en
Zuid-Afrika. Welke factoren hebben die gemeen?
AC: In één opzicht geen, maar in een ander
opzicht een heel eenvoudige: het onvermogen van
mensen om te luisteren. Diepgewortelde meningen,
mensen een etiket opplakken en demoniseren om
hen uit te sluiten van de politieke macht of het
politieke proces, en sterke, overweldigende
gevoelens. Sommigen praten over politiek en
conflictoplossing alsof dat een wetenschap is,
maar ik denk dat het veel meer gaat over omgaan
met gevoelens en respect in concrete zaken: hoe
laat je mensen voelen dat er bij onderhandeling
voor beide partijen gelijke waardering is? Hoe
pak je de asymmetrie van de macht aan om beide
zijden het gevoel te geven dat ze aan de
onderhandelingstafel gerespecteerd worden?
Gevoelens en emoties worden vaak verwaarloosd.
We voelen ons in het Westen ongemakkelijk alleen
al bij de erkenning dat gevoelens als woede en
rancune bestaan, omdat ze niet helemaal passen
bij onze denkrichting. We zien het pad van wraak
als iets primitiefs of onderontwikkelds — maar
de werkelijkheid is dat we het zelf ook kennen,
zowel in persoonlijke woede als in
gemeenschappelijke zin.
SI: In de vredesonderhandelingen in
Zuid-Afrika moet Nelson Mandela een grote
inspiratie geweest zijn?
AC: Hij is een van die ongelooflijke mensen die
vanuit hun persoonlijkheid een krachtige
inwerking kunnen hebben. Er zijn mensen die
gewoon vertrouwen wekken, die daadwerkelijk
integriteit en een echt gevoel van
rechtvaardigheid uitstralen, en het is erg
belangrijk dat zij erbij betrokken worden.
Politici zijn heel vaak jaloers op die mensen en
verachten ze: wat zij in hen zien sluit kritiek
in op hun eigen zwakheden, dus zijn ze niet
genegen om zulke mensen bij het proces te
betrekken. Er is iets ongrijpbaars —vraag me
niet om het te definiëren — maar je kunt het
herkennen. Socrates zei dat het moeilijk is om
een definitie te geven van schoonheid, maar
wanneer je schoonheid ziet, kun je haar
herkennen. Mandela heeft zeker een of andere
ondefinieerbare persoonlijke eigenschap die hem
in staat stelt dingen te doen die andere mensen,
even intelligent en even oorspronkelijk, niet
kunnen.
SI: Hij was zo’n groot voorbeeld, zo
zonder wrok of verbittering na zijn vrijlating
uit gevangenschap.
AC: Zulke voorbeelden zijn erg belangrijk.
Senator Mitchell heeft dezelfde gave om te
luisteren en zijn geduld maakt dat een situatie
zich ontwikkelt, dat mensen erin mee gaan. Een
andere kwaliteit dan van Mandela, maar hij was
buitengewoon door die gave. Mensen die woedend
en vijandig waren, voelden dat er naar hen
geluisterd werd en ze aandacht kregen. Dat is
een erg belangrijke eigenschap waarvan Mitchell
de kunst verstond. Hoeveel mensen kun je
bedenken die de levensdraad raakten van de
Israëlisch/Palestijnse context, die nog zo’n
respect genieten bij alle volken in de regio?
SI: Yasser Arafat leek dezelfde
hoedanigheden te bezitten, maar is zo zwart
gemaakt door de Westerse media.
AC: Arafat is gedemoniseerd. Hij had echt
charisma en gevoel voor wat er in de gemeenschap
gaande was. Wij zijn tot op de dag van vandaag
nog het slachtoffer van onze eigen propaganda,
toen mensen aanvoerden dat Arafat de bron van
alle problemen was. Nu hij dood is, realiseren
mensen zich dat hij niet de bron van de
problemen was, maar eenvoudigweg midden in het
web zat, zoals hij altijd had gedaan, van die
complexe snijpunten van Palestijnse belangen en
visies, en dat hij zo overleefde — niet door
tirannieke druk maar omdat hij zorgvuldig in het
centrum bleef van dat vreemde, complexe
Palestijnse denken. Hij was altijd in het
middelpunt: iedereen sprak met hem en hij sprak
met iedereen, hij had legitimiteit,
geloofwaardigheid en invloed. Maar de invloed
kwam gewoon van hem, er was werkelijk geen
mechanisme. Ik bezocht hem vaak op zijn kantoor.
Er was geen structuur om iets in gang te zetten.
Arafat deed het grotendeels vanuit zijn
karakter, een bijzondere man. Hij was ook een
man met het potentieel om een oplossing teweeg
te brengen.
SI: De stress moet enorm geweest zijn,
zoals hij leefde in zijn residentie in Ramallah.
AC: Hij was altijd beter onder spanning — dan
kwam hij tot leven. Hoe meer stress, des te meer
fonkelden zijn ogen! Wanneer hij in de put zat,
ging het echt slecht met hem; dan was hij
onaangenaam.
Hij bezat grote moed en was heel rustig over de
dood. Hij was alleen bang voor één ding — dood
door vernedering. Niet omdat hij bang was om te
sterven, maar omdat hij bang was dat een
vernedering voor hem, als het Palestijnse
symbool, een vernedering voor de Palestijnen zou
zijn, en daar was hij bevreesd voor. |