Palestina: bewegingsvrijheid een lachertje
interview met Hannan Aruri door Olivier Danès

Hannan Aruri is een Palestijnse vrijwilligster die ijvert voor de vrouwenrechten in haar land. In januari 2005 reisde ze naar het Sociaal Wereldforum in Porto Alegre (Brazilië) om de wereld te vertellen over de dagelijkse beproevingen die de Palestijnse bevolking ondergaat.
Olivier Danes interviewde haar voor Share International over het recht om te gaan en te staan waar men wil, een recht dat iedere burger uit een bezet gebied zou moeten hebben.

Share International: Kunt u iets vertellen over uw reis naar Porto Alegre?
Hannan Aruri: Ik woon in Ramallah, 25 km van Jericho aan de Jordaanse grens — een reis van minder dan een half uur als je de directe route neemt, maar die weg is voorbehouden aan de Israëlische kolonisten. Omdat Palestijnen hem niet mogen gebruiken, moeten we een secundaire weg nemen die door de bergen gaat, langs twee controleposten. Ik ging om 5.00 uur weg uit Ramallah en bereikte Jericho om 7.00 uur.
Palestijnen moeten daar een bus nemen naar de eerste versperring. Daar moesten we ongeveer twee uur in de rij staan wachten op de controle van onze papieren door een Israëlische soldaat. Vervolgens bracht een andere bus ons naar de grens. Daar moesten we ons opnieuw, zwijgend, laten vernederen door de soldaten die ons bedreigden om niets — vanwege het niet ‘juist’ in de rij staan en andere belachelijke voorwendselen.
We weten nooit of ze ons door zullen laten gaan — elke dag worden mensen teruggestuurd zonder dat we weten waarom. Sommigen moeten een verhoor ondergaan. Ik heb dit ook een keer meegemaakt. Ik moest een kamer binnengaan, waar ik moest wachten. Vervolgens stelden ze mij een paar vragen: waar ga je heen? Waarom? Wie ga je ontmoeten? Toen lieten ze me weer een uur wachten.

Vervolgens werd ik per bus naar de plaats gebracht waar we onze bagage terug konden krijgen — na anderhalf uur wachten. Nog een bus en we waren aan de Jordaanse kant en opnieuw het hele gedoe van paspoortcontrole en weer twee uur verloren.
In Amman nam ik een vlucht naar Parijs en van daar een ander vliegtuig naar Porto Alegre. Op de terugweg zal ik dezelfde moeilijkheden moeten ondergaan.

SI: Wat een vreselijke beproeving!
HA: Inderdaad, maar in de zomer is het nog veel erger omdat dan meer mensen hun familie gaan opzoeken. Dan loopt de reis tussen Ramallah en Jericho op tot 12-13 uur. Als er meer mensen willen reizen, zetten de Israëliërs bij de controleposten geen extra soldaten in — we moeten gewoon wachten.
Het oversteken van de Jordaanse grens duurt in de zomer vier tot vijf dagen bij temperaturen van 45-50°C met huilende kinderen en ouders in paniek. Dit zijn de Israëlische ‘veiligheidsmaatregelen’.
Maar ik kan me niet permitteren om meer dan eens per jaar weg te gaan uit Palestina. Je moet elke keer dat je een bus neemt betalen, je moet eten en logies vinden aan de grens, daarnaast zijn er nog de vele belastingen en de verspilde tijd.

Het Palestijnse volk leeft echt in een toestand van apartheid. We leven geïsoleerd in onze dorpen waarvan de toegangswegen door grote betonnen versperringen zijn afgesloten. Ergens heengaan is gevaarlijk of zelfs onmogelijk. Of het nu te voet is, per auto of bus, om in het volgende dorp te komen, op je werk, op school, bij de dokter of om je familie te bezoeken, je moet door de controleposten, waar de wachttijden eindeloos zijn.
Mensen met hartproblemen zijn onderweg gestorven, omdat ze het ziekenhuis niet op tijd konden bereiken. Vrouwen bevielen in greppels terwijl onverschillige soldaten nauwelijks aandacht aan hen besteedden. Ieder goedwillend, fatsoenlijk mens zou een zwangere vrouw helpen de grens over te steken of mensen met kinderen assistentie verlenen. Maar de soldaten zijn zo wreed, dat we er sprakeloos van worden.
Wat moeten onze kinderen wel niet van ons denken? Ik heb twee kinderen, een van drie en een van vijf. Ik zou ze willen beschermen tegen deze belediging, maar hoewel hun vader Fransman is, hebben ze niet het recht om met hem het gebied te verlaten. Hij kan gemakkelijk de grens oversteken, maar onze kinderen kunnen, omdat ze in Palestina zijn geboren, alleen met mij de grens overgaan.

SI: Maar waarom moet u via Jordanië?
HA: Omdat Palestijnen het vliegveld van Tel Aviv niet meer mogen gebruiken. We moeten via Amman, waarvoor een speciale machtiging van Jordanië vereist is. Dat neemt ongeveer een week in beslag. Om in het buitenland te reizen, in welk land dan ook, moeten Palestijnen een visum hebben — en ofschoon landen hun ambassade in Israël hebben, mogen we daarvoor niet naar Israël!

SI: Voelt u zich in de steek gelaten?
HA: Volledig. Daar, in Palestina, en overal langs de route die ik beschreef, is ook de berichtgeving onder Israëlische controle. Het is bijvoorbeeld strikt verboden om foto’s te nemen van controleposten of gebouwen waar we als sardines in een blik dagenlang in de rij moeten staan. Ja, we voelen ons volkomen vergeten. Daarom probeer ik erop uit te gaan om mensen te informeren over de manier waarop we leven. Het is een enorme troost dat hier, in Porto Alegre, veel meer mensen onze zaak steunen dan ik me had voorgesteld.

Olivier Danès is medewerker van Share International in Cesson (Frankrijk).

Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1948)
Art. 13.1: Een ieder heeft het recht zich vrijelijk te verplaatsen en te vertoeven binnen de grenzen van elke Staat.
Art. 13.2 : Een ieder heeft het recht welk land ook, met inbegrip van het zijne, te verlaten en naar zijn land terug te keren.