Dr. James Bernard Quilligan is directeur van
het Centre for Global Negotiations en Brandt 21
Forum; hij was eerder als adviseur verbonden aan
de commissie-Brandt en werkte als consultant
voor het Secretariaat van de Commissie voor
Afrika. Hier volgen twee gedeelten uit zijn
analyse van het onlangs gepubliceerde Rapport
van de Commissie voor Afrika. Zie voor het
volledige artikel Share International/Share
Nederland mei 2005.Ons gezamelijk
belang:Het rapport van de Commissie voor Afrika
door James Bernard Quilligan
In maart 2005 kwam een nieuw economisch
Noord-Zuid-team — de Commissie voor Afrika — met
een 400-pagina’s tellend plan voor de
ontwikkeling van Afrika. Dit rapport, Ons
gezamenlijk belang, geeft een reeks voorstellen
voor het door armoede geteisterde continent dat
dit jaar [2005] zal worden besproken tijdens
bijeenkomsten van de G-8 en de EU, en op andere
internationale conferenties.
Het rapport van de Commissie voor Afrika, dat is
opgesteld door de Britse premier Tony Blair,
samen met politici en economen uit negen
Afrikaanse en vijf Westerse landen plus China,
is een mijlpaal in internationale ontwikkeling.
Blairs Afrika-plan benadrukt de noodzaak van
nieuw leiderschap en participatie in Afrika, en
roept op tot mondiaal partnerschap om een einde
te maken aan armoede en conflict, alsmede tot
toename van de economische groei in Afrika in de
komende 10 jaar.
Ofschoon in veel delen van de wereld armoede
heerst, is de enige regio die momenteel armer is
dan 30 jaar geleden Afrika, waar 43 van de 53
naties nog steeds lijden onder chronische honger
en lage inkomensniveaus. De redenen voor de
economische achteruitgang in Afrika lijken
welhaast eindeloos. Hongersnood en droogte
teisteren geregeld grote gebieden, waardoor
boeren overmatig afhankelijk zijn van goede
regens en goede oogsten. Minerale rijkdommen
worden geëxploiteerd door buitenlandse bedrijven
die misbruik maken van slechte regelgeving en
corrupte functionarissen, om te voorkomen dat ze
hun winsten ter plaatse moeten investeren, met
als gevolg zwakke economieën en incompetente
overheden in veel Afrikaanse regio’s. Zonder
verantwoordelijk bestuur worden mensen tot
geweld, etnisch conflict en burgeroorlog
gedreven.
Hoewel 45 procent van de Afrikanen jonger is
dan 15 jaar, wordt hun productieve potentieel
ondermijnd door honger, cholera, gele koorts,
malaria, tbc, polio en hiv/aids. Veel jongens
die erin slagen aan de vernietigende gevolgen
van honger en ziekte te ontsnappen, worden
soldaat, terwijl meisjes die gezond zijn maar
geen onderwijs hebben gehad, weinig anders
kunnen doen dan een groot gezin opvoeden met een
karig boerenbestaan. Afrika’s aandeel in de
mondiale handel loopt al verscheidene decennia
achteruit en het continent is steeds meer
afhankelijk van buitenlandse hulp. De bevolking
— ongeveer 850 miljoen mensen — zal in 2055 zijn
gegroeid tot 1,9 miljard en, gegeven de huidige
economische ontwikkelingen, zal Afrika over 50
jaar nog steeds niet in staat zijn voldoende
voedsel te produceren of genoeg geld te
verdienen om de landbouwproducten te importeren
die het nodig heeft om zichzelf te voeden. Het
valt niet te ontkennen dat Afrika geweldig
geleden heeft onder de eeuwige strijd, de
endemische armoede en de economische
instabiliteit die het gevolg zijn van het
Westerse kolonialisme — en de absolute
mislukking van post-koloniale pogingen in de
laatste 50 jaar om Afrika te helpen. Dit alles
heeft Afrika tot grote wanhoop gebracht.
Toch zijn er vele tekenen van hoop, zoals het
Blair-rapport opmerkt. De bloederige oorlogen
die het continent geplaagd hebben, nemen af.
Dictaturen verdwijnen ook. In de afgelopen vijf
jaar zijn er in tweederde van de landen in
Afrika verkiezingen geweest met meerdere
partijen (al waren ze niet alle even vrij). De
binnenlandse investeringen in de
productiecapaciteit is in de afgelopen jaren
gestegen, wat heeft geleid tot een economische
groei van 5 procent in 2003 voor 24 Afrikaanse
landen. Afrika heeft een jonge beroepsbevolking
die bereid is en in staat om haar potentieel te
verwezenlijken, als zij daartoe de kans krijgt
met toereikend voedsel, betere gezondheidszorg,
meer onderwijs en betere opleidingen. Afrika’s
minerale rijkdom is enorm en grotendeels
onaangeroerd. Het continent heeft het vermogen
om binnen enkele decennia zijn landbouwproductie
te verdubbelen of te verdrievoudigen, zijn
bevolking te voeden, zijn toegang tot mondiale
markten uit te breiden — en zelfs uit te groeien
tot een belangrijk exporteur van
landbouwproducten. Veel landen in Afrika hebben
zich verplicht tot een nieuwe, gezamenlijke
inspanning van overheden, bedrijfsleven,
vakbonden, burgers en religieuze organisaties,
die openstaat voor Afrika’s culturele behoeften
en individuele rechten. Veel landen zijn ook
begonnen ontwikkelingsprogramma’s op te zetten
aan de basis, de regionale samenhang te
versterken in de 10 regionale economische
verbanden op het continent en streven naar
transnationale eenheid in het kader van de
Afrikaanse Unie en het Nieuwe Partnerschap voor
Afrikaanse Ontwikkeling.
Ons gezamenlijk belang roept op tot
een nieuw partnerschap tussen Afrika en de
mondiale gemeenschap, om een langetermijn plan
te smeden voor ontwikkeling op alle niveaus en
in alle sectoren van de Afrikaanse samenleving.
Binnen deze overeenkomst zal Afrika eerst zelf
zoveel mogelijk doen wat het kan, vanuit het
idee dat de beste oplossingen voor zijn toekomst
uit Afrika komen.
[Het artikel eindigt met:]
… zal 2005 een keerpunt zijn in mondiale
ontwikkeling. Voor het eerst in 25 jaar staat
armoede weer op de internationale agenda en de
internationale gemeenschap moet dit unieke
politieke moment benutten. Afrika is veel meer
dan een morele test voor de mensheid — het is
een venster dat uitkijkt op wat mogelijk is voor
de hele wereld, een vuurproef voor de opkomst
van geodemocratisch bestuur en mondiale,
economische afstemming. Ondanks zijn critici
duwt het Afrika-plan de politieke agenda zo ver
als in het huidige marktgestuurde klimaat maar
mogelijk is, en met een goed begin van
ontwikkelingshervormingen in Afrika volgen
mettertijd wellicht een mondiaal Marshall-plan
en andere mondiale, macroeconomische
veranderingen.
Met de massale, humanitaire respons op de
tsunami-ramp in december 2004, de publicatie in
maart van het rapport van de Commissie voor
Afrika, de bespreking van het Afrika-plan
tijdens de G-8 topbijeenkomst en de Europese
Unie in juni, de officiële beoordeling van de
VN-Millenniumdoelen in september en de
hervatting van de Doha Onderhandelingsronde van
de Wereldhandelsorganisatie in december, vormt
dit de beste kans sinds begin jaren ’80 voor de
mondiale gemeenschap om vooruitgang te boeken op
het gebied van armoede en ontwikkeling. Het is
cruciaal dat de wereldwijde vredesbeweging, de
internationale vakbeweging, de voorvechters voor
duurzame ontwikkeling, burgerlijke organisaties,
overheidsnetwerken, multinationale ondernemingen
en wereldburgers de handen ineenslaan — dit jaar
— om hun stem te laten horen voor Afrika.
Net zoals het Brandt-rapport een krachtig en
blijvend effect had, kan het Afrika-plan tot ver
in deze eeuw nog grotere gevolgen hebben voor de
landen in Afrika, het terrein van internationale
ontwikkeling en mondiale economische planning.
Het is een monumentale uitdaging om het
Afrikaanse continent in staat te stellen zijn
productieve mogelijkheden op te bouwen en te
ontwikkelen — en zijn volledige menselijke,
sociale en economische potentieel te
verwezenlijken en, ongeacht of dit enorme
project in alle opzichten zal slagen, is het
nieuwe leiderschap van de Commissie voor Afrika
en haar vastberadenheid om werkelijk iets te
betekenen voor de Afrikanen, goed voor de hele
wereld. Staatshoofden in de ontwikkelde landen
moeten nu de politieke moed vinden en zich
voornemen om deze aanbevelingen uit te voeren,
terwijl het mondiale publiek moet opstaan en
zijn steun kenbaar maken. Nu is het moment om
economische stagnatie, politieke strijd en
sociale beroering in Afrika tegen te gaan. Het
Afrika-plan wordt hetzij een klaroenstoot voor
onze generatie die de politieke wil mobiliseert
om een eind te maken aan armoede in Afrika — of
een beschamend symbool van ons onvermogen om tot
werkelijke veranderingen te komen, waarmee we
het Afrikaanse volk zouden veroordelen tot een
nog tragischer toekomst dan vandaag. |