Hier volgt het eerste deel van:

“Als een betere wereld mogelijk is, moet je daar aan werken”
interview met Erwin Wagenhofer door Andrea Bistrich

Wereldwijd worden één miljard mensen bedreigd met hongersnood. Tegelijkertijd kan de wereldproductie 12 miljard mensen voeden. In zijn film We Feed the World (“Wij Voeden de Wereld”) volgt de Oostenrijkse filmproducent Erwin Wagenhofer het spoor van ons voedsel. Het bracht hem naar Frankrijk, Spanje, Roemenië, Brazilië en terug naar Oostenrijk. Het resultaat is een ontnuchterend, schokkend beeld van wereldwijde voedselproductie die louter gebaseerd is op winst en kwantiteit: gigantische broeikassen in Zuid-Spanje vanwaar laaggeprijsde tomaten 3000 km vervoerd worden naar Midden-Europese supermarkten; massaproductie van kippen die na slechts acht weken geslacht worden; de dagelijkse vernietiging van 2 miljoen kilo brood in de Oostenrijkse hoofdstad Wenen; en de industrialisatie van traditionele Europese visserijen, zelfs wanneer dit producten van een mindere kwaliteit betekent.
In een interview met Share International spreekt Erwin Wagenhofer over het onrecht dat dit systeem van geglobaliseerde voedselproductie met zich meebrengt en over degenen die erbij betrokken zijn.

Share International: In tegenstelling tot mensen die te weinig hebben en van honger omkomen, zouden wij in de geïndustrialiseerde wereld de gelukkigste mensen moeten zijn, aangezien wij nooit echt honger en dorst geleden hebben. Toch zijn we in werkelijkheid verre van gelukkig en tevreden. Wat belemmert ons?
Erwin Wagenhofer: Wanneer ik om mij heen kijk zie ik niet veel gelukkige mensen, ook al hebben we tegenwoordig een onmetelijke weelde. Mijn moeder en vader hebben bijvoorbeeld honger gekend; ik ben in ons gezin de eerste van een generatie die geen honger gekend heeft.
Misschien komt dit omdat we zoveel tijd nodig hebben om te leren hoe we met zulke materiële rijkdom om moeten gaan. Ik denk dat we meer tijd nodig hebben dan we veronderstellen. Een mensenleven is niet erg lang, zelfs wanneer we een hoge leeftijd bereiken. Vergeleken met de wereldgeschiedenis is het eigenlijk maar kort. Misschien zouden we ook bescheidener moeten zijn en alles wat langzamer moeten doen. Het huidige levenstempo maakt ons kapot. Eén voorbeeld daarvan in de voedingssector is fast food. Hoe kunnen we functioneren in het dagelijks leven als we niet eens de tijd nemen om te eten? Dat is een verschrikkelijke gedachte.

SI: Er zijn mensen die zeggen dat we onze rijkdom pas zullen waarderen wanneer we er offers voor gebracht hebben.
EW: Dit klinkt mij te religieus, de veronderstelling dat we moeten lijden. Lijden heeft altijd een oorzaak. Dit is de reden dat de kerk het voortdurend heeft over schuld en de schuldenaren probeert te bereiken. Verlossing heeft plaats in het hiernamaals. Ik ben geïnteresseerd in het nu.
De Polen waren het vroomste volk en aanbaden de paus zolang het communisme regeerde. En nu? In slechts een paar jaar heeft het land een ongelofelijk kapitalisme ontwikkeld, met als resultaat een verlies aan solidariteit bij grote delen van de bevolking; Polen sloot zich aan bij de NAVO en behoort tot de voornaamste voorstanders van de oorlog in Irak.
Volgens mij is een andere reden dat we niet weten hoe we gelukkig moeten zijn, dat ons niet is geleerd hoe te leven. Er is, bijvoorbeeld, geen opleiding — van school tot universiteit — die vraagt: “Wat is solidariteit? Hoe ga ik met mijn leven om? Hoe bouw ik juiste menselijke relaties op?”. In plaats daarvan zijn de dingen die ons onderwezen worden slechts gericht op economische waarden en winstgevendheid.

SI: Uw documentaire We Feed the World gaat over hoe we in de 21ste eeuw met voedsel moeten omgaan en stelt met name de vraag: wat heeft het met ons te maken?
EW: Het heeft een heleboel met ons te maken, aangezien wij ons dagelijks volproppen met deze producten. Zoals de film laat zien, voedt 90 procent van de mensen zich op deze manier, met name in de landen van de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling). Wij in de rijke geïndustrialiseerde naties zijn bijvoorbeeld degenen die het Braziliaanse regenwoud verbruiken, terwijl de bevolking daar honger lijdt.
Het is vandaag de dag duidelijk zichtbaar: ons economische systeem is uit de hand gelopen. Er is voortdurend sprake van groei. Waarom is groei nodig? We hebben alles al. De bevolkingsgroei in Europa is minimaal — en slechts het gevolg van immigratie. Bevolkingen nemen in snel tempo af. Tegelijkertijd willen we constante groei. Wie zou dit alles kopen? We geven het niet aan degenen die het echt nodig hebben.

SI: In Wenen wordt dagelijks net zoveel brood weggegooid als er in Oostenrijks tweede stad Graz gegeten wordt. Zulke vergelijkingen tonen aan dat dit bij ons op de stoep plaatsvindt en we ons als consumenten verantwoordelijk zouden moeten voelen.
EW: Dat is de reden waarom de film “Wij Voeden de Wereld” heet. Dat is precies de beslissende factor. Wij geven altijd anderen de schuld, maar zolang we dat doen zal de samenleving niet veranderen. We zijn zélf deelnemers — als consumenten, als burgers. De kwestie van schuld is iets voor verzekeringsmaatschappijen, historici of godsdiensten. Ik ben minder geïnteresseerd in waarom dit zo is ontstaan, dan in: hoe kunnen we het nu verbeteren? Wij zijn ook degenen die beslissen wie we willen voeden. Wij zouden iedereen kunnen voeden, maar we doen het niet.
“Voeden” slaat niet alleen op levensmiddelen. De mens leeft niet van brood alleen. Wij dringen onze onrealistische ideeën en vercommercialiseerde economische systemen op aan de Derde-Wereldlanden. Wij zeggen hun ons kapitalistische model over te nemen en beletten hen hun eigen model te ontwikkelen, dat mogelijk beter geschikt is voor hun land.