George Adamski – gezant van de Ruimtebroeders
door Gerard Aartsen
“Het was Donderdag,
20 November 1952 om ongeveer half een ’s middags
dat ik voor het eerst persoonlijk contact
had met een mens uit een andere wereld. Hij
was naar de Aarde gekomen in zijn ruimteschip,
een vliegende schotel. Hij noemde het een
verkenner.”
In de vele boeken die over ervaringen met ufo’s
zijn geschreven zijn geen regels te vinden
die beroemder zijn of meer betwist worden dan
deze. Het zijn de eerste zinnen van het hoofdstuk
in Vliegende schotels zijn geland! waarin
George Adamski vertelt over zijn ontmoeting
met “een mens uit een andere wereld”,
vlakbij Desert Center in Arizona (VS). Adamski’s
beweringen werden bevestigd door zes getuigen
die bij hem waren die dag en een notariële
verklaring ondertekenden. In het voorwoord
van zijn eerste boek, De wederverschijning
van de Christus en de Meesters van Wijsheid, zegt
Benjamin Creme dat Adamski’s beschrijvingen
van de Ruimtebroeders heel accuraat zijn en
dat hij op basis van zijn eigen ervaring kon “bevestigen
dat [Adamski’s] contacten authentiek
waren”.
Toen Flying Saucers Have Landed in
september 1953 tegelijkertijd in Engeland en
Amerika uitkwam, was het meteen een sensatie:
in december van hetzelfde jaar was er al een
zesde druk in Groot-Britannië en drie
jaar later kwam in Amerika de twaalfde druk
uit. In 1955 verscheen het vervolg met Adamski’s
persoonlijke verslag van zijn ervaringen in
een door Meesters van Venus bemand ruimteschip,
getiteld Inside The Space Ships. In
dit boek schrijft hij ook over zijn gesprekken
met verschillende Ruimtebroeders voor wie hij
namen gebruikt die hij zelf gekozen had. Adamski
legt uit: “Terwijl ik heel duidelijk
wil maken dat de namen die ik voor deze nieuwe
vrienden gebruik niet hun echte namen
zijn, wil ik hieraan toevoegen dat ik mijn
redenen heb om ze te gebruiken en dat ze niet
zonder betekenis zijn… De Marsiaan noem
ik Firkon. De man van Saturnus heet Ramu. Mijn
naam voor de Venusiaan is Orthon.” De
vrouwelijke Venusiaan wordt Kalna genoemd en
de namen die hij voor andere ruimtemensen gebruikt
zijn Ilmuth en Zuhl. Over deze ervaringen heeft
Benjamin Creme gezegd: “Het enige wat
hij niet zegt (omdat hij zich er waarschijnlijk
niet van bewust was) is dat hij de hele ervaring
buiten het lichaam heeft meegemaakt” (Share
Nederland, april 2002).
Benjamin Creme’s Meester heeft bevestigd
dat George Adamski een tweedegraads ingewijde
was. Hoewel er sinds de publicatie van zijn
persoonlijke ervaringen veel over hem geschreven
is, getuigt maar weinig daarvan van een open
geest en zelfs nu nog wemelt het op internet
van de boosaardige theorieën, beschuldigingen,
laatdunkende commentaren, halve waarheden en
leugens over de man die als eerste contact
had met de Ruimtebroeders. Vooral sinds de
moderne wetenschap heeft “vastgesteld” dat
er op de naburige planeten geen leven mogelijk
is, hebben maar heel weinig auteurs de moeite
genomen om Adamski en zijn verhaal, nadat hij
op 74-jarige leeftijd op 23 april 1965 overleed,
serieus te onderzoeken.
Mede-auteur van Vliegende schotels zijn
geland! Desmond Leslie heeft altijd geloof
en vertrouwen gehad in Adamski’s oprechtheid.
In zijn necrologie in de Flying Saucer
Review van juli/augustus 1965 schreef
Leslie: “We zullen George missen. Heel
erg missen, maar ik voel geen verdriet over
zijn heengaan. Hij gaf alles wat hij had voor
zijn werk; de wereld, die door zijn komst verrijkt
werd en door zijn vertrek een beetje armer
is geworden, zal nooit meer echt hetzelfde
zijn. Maar ik geloof niet dat het hiermee afgelopen
is. Hij heeft beloofd dat hij, als hij op een
andere planeet reïncarneert, indien mogelijk
terug zal keren en contact met ons zal opnemen.
Met George is alles mogelijk, en gebeurt er
ook meestal van alles! Beste oude Ruimteman – ga
heen in vrede!”
Van alle beweringen van ontmoetingen met bemanningen
van vliegende schotels na Adamski’s verhaal,
is er één die opvalt vanwege
de opmerkelijke details. Toen Ernest Arthur
Bryant in het middelpunt van de belangstelling
van de lokale media en de Britse ufo-gemeenschap
kwam te staan omdat hij naar zijn zeggen op
7 juni 1965 nabij Scoriton (Devon, VK) een
ufo had gezien, bekende hij tegenover de onderzoekers
dat hij eerder al, op 24 april van dat jaar,
drie “wezens uit de ruimte” had
ontmoet die hem ook een rondleiding op hun
ruimtevaartuig hadden gegeven. Bryant onthulde
verder dat een van de drie had gezegd, “Ik
heet Yamski” of iets dat daar heel erg
op leek en dat hij daarnaast over een “Des” of “Les” sprak.
De achtergrond en details van dit verbazingwekkende
verhaal werden beschreven in The Scoriton
Mystery – Did Adamski Return?(“Het
Scoriton-mysterie – Kwam Adamski terug?”)
en won nog verder aan betekenis toen duidelijk
werd dat Bryant tevoren geen belangstelling
voor het ufo-verschijnsel had en vóór
zijn ervaring ook nog nooit van George Adamski
had gehoord.
Een andere opmerkelijke ontmoeting in dezelfde
geest werd opgetekend door Giorgio Dibitonto
in zijn boek Angels in Starships (“Engelen
in sterrenschepen”) dat oorspronkelijk
in 1983 in het Italiaans verscheen. Hij beschrijft
hierin hoe hij in april 1980 visioenen van
een knappe jongeman had die hem instrueerde
om met zijn auto de heuvels rond Genua in te
rijden. Hij werd naar een open plek in een
beboste vallei geleid waar hij een gelande
ufo aantrof en benaderd werd door de bemanningsleden
ervan. Ook na zijn eerste ontmoeting had hij
nog geregeld contacten en tijdens een van deze
ontmoetingen maakte hij kennis met Ruimtebroeders
die zichzelf Orthon en Firkon noemden, dezelfde
namen die George Adamski had gebruikt voor
de Ruimtebroeders in Inside the Space Ships.
Vervolgens werd de auteur voorgesteld aan een
andere man, die George heette, een ongewone
naam onder Ruimtebroeders. “Deze broeder
van ons leefde een poosje op Aarde, om uit
vrije wil een opdracht te volbrengen. Nu is
hij weer bij ons terug.” Ook Kalna, Ilmuth
en Zuhl komen voor in Dibitonto’s beschrijving.
Terwijl de gebeurtenissen zoals beschreven
in The Scoriton Mystery op zichzelf
al onwaarschijnlijk genoeg klinken, is men
wellicht nog meer geneigd om Dibitonto’s
verhaal af te doen als de fantasie van iemand
die op basis van het beroemde verhaal van Adamski
publiciteit zocht. Hoewel laatstgenoemde schreef
over de buitengewone schoonheid, sereniteit
en wijsheid van de Ruimtebroeders die hij ontmoette,
heeft hij hen nooit “engelen” genoemd,
wat Dibitonto wel doet. De voornaamste contactpersoon
van Dibitonto heet Rafaël en zijn verhaal
is doordrenkt van rooms-katholieke connotaties
en waarschuwingen.
Geen wonder dus als mensen het idee dat George
Adamski “Hun man op Aarde” was,
naar de prullenbak zouden verwijzen — althans,
tot we het relaas lezen van de ontmoeting die
de uitgever van Angels in Starships en
voormalig straaljagerpiloot bij de Amerikaanse
luchtmacht Wendelle C. Stevens in mei 1990
met Benjamin Creme had. In het voorwoord van Angels
in Starships schrijft hij: “De heer
Creme bevestigde dat George Adamski’s
contacten authentiek waren en dat enkele ervan
in de grofstoffelijke werkelijkheid hadden
plaatsgevonden, precies zoals door Adamski
zelf omschreven. Op een vraag over de verklaring
van Adamski’s contactpersonen dat zij
van Venus kwamen, antwoordde de heer Creme
prompt dat dat waar was. Sterker nog, hij voegde
eraan toe dat er toen vele Venusianen onder
ons leefden, en nu nog steeds, en dat George
Adamski een Venusiaanse ziel was die hier met
een heel specifiek doel geïncarneerd was,
dat hij volbracht had, nog voordat hij deze
dimensie verliet toen het lichaam stierf. Volgens
Creme ging Adamski daarna verder in zijn Venusiaanse “lichtlichaam”,
wat het Scoriton-verhaal ondersteunt.”
Dit is echter nog niet het gehele mysterie
van George Adamski’s leven. Adamski werd
in april 1891 in Polen geboren. Zijn vader
was een arme timmerman die niet lang na de
geboorte van George naar de VS emigreerde.
In haar boek George Adamski – The
Untold Story (“George Adamski – het
onbekende verhaal”) verwijst Adamski’s
voormalig medewerkster uit Zwitserland, Lou
Zinsstag, naar een biografische aantekening
over de jeugd van Adamski waaruit blijkt dat
hij na een korte reguliere schooltijd “privé-les
kreeg”. Omdat zijn ouders arm waren en
George nog een kind was toen zijn vader stierf,
vraagt mevrouw Zinsstag zich af hoe zijn moeder
zich een privé-leraar kon veroorloven.
Ze zegt vervolgens: “Ik vermoed dat de
jongen privé-les heeft gehad van een
leraar of gids die verbonden was met een groep
in Tibet, aangezien Adamski in de dertiger
jaren “The Royal Order of Tibet” oprichtte
en later een klooster in Laguna Beach (Californië)
stichtte.”
Haar vermoeden wordt gesteund door auteur Henry
Dohan, die beweert toegang te hebben gehad
tot Adamski’s privé-archief. Hij
schrijft dat, terwijl ze op weg waren naar
Dunkirk (New York) het gezelschap waar Adamski
deel van uitmaakte bevriend raakte met “een
lange man met een donker voorkomen” die “oom
Sid” genoemd werd. De vreemdeling bracht “gedurende
de gehele reis vele uren door in gezelschap
van de jonge George” en werd uiteindelijk,
nadat zij zich gevestigd hadden, een huisvriend.
In zijn boek over de eerste mensen die contact
hadden met ufonauten, getiteld The Pawn
of His Creator (“Pion van zijn Schepper”),
schrijft Dohan dat oom Sid na de dood van George’s
vader de vaderrol overnam. Sterker nog, “Toen
George 14 werd, bood de goedgunstige oom aan
om zijn vervolgopleiding te bekostigen” en
stelde voor om “George naar een lama-klooster
in Tibet te sturen”. Het aantal jaren
dat Adamski in Tibet doorbracht varieert, afhankelijk
van de bron, van rond de vier tot zes jaar.
Hier leerde hij “de vier elementen te
beheersen”, kreeg hij les in Oosterse
spiritualiteit en leerde hij te mediteren.
In 1936, tien jaar vóór hij voor
het eerst een vliegende schotel zag, publiceerde
George Adamski zijn eerste boek met antwoorden
op vragen van zijn toehoorders als “reizend
leraar”, getiteld Wisdom of the Masters
of the Far East (“Wijsheid van de
Meesters van het Verre Oosten”). De leringen
in dit boekje beslaan de meeste basisleringen
van de Oude Wijsheid, die Adamski de “Universele
Wet” noemde, en later, nadat zijn missie
als getuige van het bestaan van buitenaardse
beschavingen was begonnen, als “kosmische
filosofie”, wat weer de titel was van
zijn laatste boek dat in 1961 verscheen.
Geheimzinnigheid, controverse en ogenschijnlijke
tegenspraken omringen het leven van vele ingewijden.
Maar het beste bewijs van iemands karakter,
zo niet zijn statuur, is wanneer zijn woorden
weerspiegeld worden in zijn daden. In het geval
van Adamski is dat niet moeilijk na te gaan
wanneer we zijn motto, zoals uitgedrukt in
een van zijn lezingen, afzetten tegen zijn
leven: “Mijn advies is om zoveel mensen
te helpen als je maar kan — hoe meer
mensen je dient, des te beter je jezelf zult
begrijpen. Dit zou het motief moeten zijn voor
iedereen die ernaar verlangt om de lotsbestemming
waarvoor hij geboren is, te vervullen.” Niet
afgeschrikt door intimidatie noch afgeleid
door de verlokkingen van roem en geld vervulde
George Adamski zijn missie als gezant van de
Ruimtebroeders en verruimde zo de horizon van
menig Aardbewoner.
(Zie voor verdere informatie
over dit onderwerp Share International/Share Nederland,
oktober 2008)
Passage uit George Adamski, Cosmic
Philosophy (1961)
Het is de plicht van een mens om een gelukkig
kind in het huis van de Vader te zijn en om
dat te kunnen zijn zal hij zich bewust moeten
zijn van het huis. Hij moet er zich van bewust
zijn dat hij reeds in de hemel is die hij probeert
binnen te gaan en dat de eeuwig aanwezige en
allesomvattende intelligentie zich in zijn
vorm van het zelf bevindt.
Hierin ligt het antwoord op de vraag die voortvloeit
uit de onafgebroken drang in het hart van ieder
mens om meer te weten over de samenstelling
van vormen, evenals over de oorzaak en bedoeling
van daden, aangezien het de Moeder van alle
oorzaken is die het actieve kind stimuleert
om meer te weten over de uitgebreide mogelijkheden,
opdat hij kan genieten van al datgene wat de
Vader te geven heeft.
Passages uit George Adamski, Wisdom
of the Masters of the Far East (1936;
ook bekend als “Questions and Answers
by the Royal Order of Tibet”):
“Welke wet gebruiken de Meesters?
De Meesters gebruiken de wet van Liefde die
alles en allen in eenheid verenigt. Zij verzetten
zich nergens tegen, maar nemen het op in
de liefde van het universum, niets afscheidend
van het geheel, van het laagste tot het hoogste.
Liefde is het Kosmische geheim van het universum,
als er al geheimen waren, maar er is niets
verborgen of afgescheiden in liefde, omdat
het allesomvattend is.”
“Wat is het universum?
Het universum is het geheel — alle planeten
van alle zonnestelsels, alle chemicaliën
van de hoogste onzichtbare tot de laagste solide
vorm, alle vibraties, alle intelligentie, al
het bewustzijn. Of in andere woorden: de totaliteit
van God in zijn veelvoud van manifestaties
die samen het perfecte Geheel vormen.”
Benjamin Creme beantwoordt vragen
over George Adamski:
V. In zijn voorwoord bij de Engelstalige
editie van Giorgio Dibitonto’s boek Angels
in Starships (“Engelen in
ruimteschepen”; 1990) schrijft uitgever
Wendelle C. Stevens, voormalig piloot bij
de Amerikaanse luchtmacht, dat Benjamin Creme
hem tijdens een gesprek in 1990 vertelde
dat George Adamski eigenlijk van Venus kwam
en op Aarde in incarnatie was gekomen voor
een speciaal doel. Klopt het dat Adamski
van Venusiaanse oorsprong is?
A. Ja.
V. De schrijver, Dibitonto, beweert dat
hij door zijn buitenaardse contactpersoon
Rafaël aan boord van een ruimteschip
werd gebracht en werd voorgesteld aan Orthon
en Firkin (buitenaardse kennissen van George
Adamski) en een Ruimtebroeder genaamd George
die, volgens Rafaël, “een tijdje
op Aarde leefde, waar hij uit vrije wil was
geïncarneerd voor een speciale opdracht”.
a) Waren de ervaringen van Dibitonto echt
of heeft hij het zich verbeeld? b) Was de
Ruimtebroeder die hij ontmoette dezelfde
als degene die wij kennen als George Adamski?
c) Heeft hij inderdaad Adamski’s buitenaardse
kennissen Orthon en Firkon ontmoet?
A. a) Echt, maar buitenlichamelijk. b) Hetzelfde
individu. c) Ja.
V. In 1965 zag de Engelsman Arthur Bryant,
die daarvoor geen belangstelling had voor
ufo’s, een ufo landen nabij Scoriton
(Devon, VK) en had contact met een Venusiaan
die zichzelf ‘Yamski’ noemde.
Was dit werkelijk dezelfde individu die de
dag tevoren was overleden als George Adamski,
zoals ufo-onderzoekers menen? (Dit verhaal
is opgetekend in het boek The Scoriton
Mystery – Did Adamski Return? van
Eileen Buckle uit 1967.)
A. Ja.
V. In zijn boek The Pawn of his
Creator (“Pion van zijn
Schepper”; 1995) schrijft Henry Dohan
dat George Adamski onder leiding van een
ingewijde werd voorbereid voor zijn toekomstige
missie als ooggetuige van het bestaan van
buitenaardse beschavingen. Omdat zijn vader
overleed toen Adamksi zelf nog maar een
kind was, kwam hij onder de hoede van een
huisvriend die door de schrijver wordt
aangeduid als “oom Sid”, die
er ook voor zorgde dat Adamski als tiener
naar Tibet kon reizen om bij de Meesters
te studeren. a) Was “oom Sid” een
Ruimtebroeder of een ingewijde? b) Heeft
Adamski inderdaad enkele jaren bij de Meesters
in Tibet gestudeerd?
A. (a) Beide. (b) Ja.
V. De poëtische kwaliteit, het ritme
en de ‘kleur’ van de prelude
in George Adamski’s laatste boek, Cosmic
Philosophy (1961), doet mij denken
aan het werk van een Meester. a) Was deze
Prelude, getiteld ‘The Magnificent
Perception’, en/of andere delen van
het boek, inderdaad afkomstig van een hogere
bron? b) Werd het wellicht geïnspireerd
door de Venusiaanse Meester Wiens leringen
Adamski in zijn boek Inside the Space
Ships heeft opgetekend?
A. a) Ja. b) Ja.
|