Een nieuw economisch stelsel

door Patricia Pitchon

De huidige economische wereldcrisis is eigenlijk meer een schuldencrisis dan een ‘kredietschaarste’. In feite betroffen de eerste waarschuwingssignalen in de Verenigde Staten de overname van een grote investeringsbank (Bear Stearns) door JP Morgan en later, in 2008, verdween het Amerikaanse systeem van investeringsbanken, zoals we dat tot dan toe kenden, van het toneel. Amerikaanse en Europese regeringen hebben banken, bedrijven en zelfs verzekeringsmaatschappijen zoals de American Insurance Group (AIG) met 70 miljoen polissen en wereldwijde vertakkingen, moeten redden. AIG werd gezien als te belangrijk om failliet te gaan, sommigen denken bijna te groot om te worden gered*.
Aandelenbeurzen zijn gekelderd, de waarde van onroerend goed daalt gezwind; bedrijven zijn failliet gegaan omdat grote banken die handelden in risicovolle papieren en onverantwoorde leningen afsloten, niet langer geld kunnen uitlenen; de kredietschaarste heeft grote zwendelpraktijken aan het licht gebracht waarbij mensen vele miljoenen verloren hebben; en tevens hebben beleggers miljarden uit vele financiële instellingen, hedgefondsen inbegrepen, gehaald en hun heil gezocht in goud en goederenmarkten, waarmee een volgende crisis werd veroorzaakt in de ontwikkelingslanden, waar mensen reeds op de armoedegrens leven en zich niet langer kunnen veroorloven de alledaagse levensmiddelen te kopen.
Ondanks dat ze absurde risico’s namen met andermans geld, betaalden bankdirecteuren zichzelf enorme bonussen uit die nu beschouwd worden als belachelijk hoog en ten onrechte verdiend. Slechte financiële controle op zulke activiteiten, vervagende grenzen tussen bankieren voor consumenten en voor beleggers, een verkeerde inschatting van risico’s en slechte risicomodellen, overmatige complexiteit, ontoereikende beoordeling van kredietwaardigheid en risico door verscheidene instanties, en prikkels zoals het betalen van premies bij elke stap van een rampzalige keten waarin risicovolle leningen opnieuw verpakt werden tot obligaties en doorverkocht aan andere beleggers en instellingen over de hele wereld, droegen bij aan de krach.
Miljardair-belegger George Soros is van mening dat de huidige vorm van kapitalisme dood is en hij kritiseert wat hij “marktfundamentalisme” noemt: zeg maar het denkbeeld dat de markt het antwoord op alles is. Professor in risico-ontwerpen en voormalig handelaar Naseem Nicholas Taleb is van mening dat een verkeerde inschatting van risico’s tot foutieve modellen heeft geleid. In zijn boek De zwarte zwaan noemde hij onverwachte, extreme gebeurtenissen ‘zwarte zwanen’, onderzocht hij risicobeoordeling en waarschijnlijkheidstheorie tot in detail, en voorspelde hij wat er later echt gebeurde.
Een groot deel van de schuldenberg moet waarschijnlijk afgeschreven worden en het zal waarschijnlijk jaren vergen om de resterende schulden af te betalen – een echo van wat er eerder in de ontwikkelingslanden gebeurde, hoewel in dat geval de uitleengekte van de grote banken in de ontwikkelde landen uitdraaide op een slopend schema van afbetalingen door verarmde ontwikkelingslanden aan rijke ontwikkelde landen, ten koste van arme mensen wat betreft verloren kansen.
Een land straatarm houden door een onderdrukkend regime van terugbetalingen, waardoor ontwikkeling onmogelijk wordt, heeft zijn eigen risico’s: zoals econoom Paul Collier in zijn boek The Bottom Billion (“De Onderste Miljard”) uiteenzet, lopen lagelonenlanden gemiddeld een kans van 14 procent dat zij binnen een periode van vijf jaar in een burgeroorlog terechtkomen. Jonge mannen zijn de rekruten voor opstandelingenlegers, zet Collier uiteen, en daar waar armoede en hopeloosheid heersen, zijn zij goedkoop. Helaas biedt een dergelijke militaire carrière, vaak meedogenloos en wetteloos, de enige kleine kans op geld verdienen wanneer er verder weinig werkgelegenheid is. Dit is wat er momenteel aan de hand is in delen van Kongo en wat zich al heeft afgespeeld in Sierra Leone en andere arme landen.
Dit alleen al zou de dwaasheid moeten laten zien van het creëren van economische stelsels, waarin rijkdom in toenemende mate geconcentreerd wordt in steeds minder handen en waar de voorwaarden gesteld door grote leeninstellingen de ontwikkeling belemmeren. Wil de wereld zich gelijkwaardig kunnen ontwikkelen, dan is totale kwijtschelding van schulden vaak de enige oplossing voor arme landen. De Britse Jubeljaarcampagne voor schuldkwijtschelding wijst erop, dat zelfs corruptie, wijdverbreid in veel landen, de effecten van het kwijtschelden van schulden niet ondermijnt. Een onderzoek in 10 Afrikaanse landen liet zien dat slechts vier jaar na schuldenverlichting, uitgaven voor onderwijs met 40 procent toenamen en voor gezondheidszorg met zo’n 70 procent.
Gezien het falen van het huidige model zijn er kansen om nieuwe modellen te ontwikkelen die ons wellicht veel beter kunnen dienen dan het huidige.
Het is duidelijk dat een minder speculatief en transparanter systeem nodig is, dat geen enkele partij buitensluit. Belastingontduiking door ondernemingen moet stoppen door het wereldwijd sluiten van belastingparadijzen. De ideële organisatie Oorlog aan Gebrek wijst erop dat ontwikkelingslanden elk jaar een geschatte 250 miljard Britse pond verliezen ten gevolge van dergelijke belastingontduiking – een bedrag dat hun in staat zou stellen vele malen de Millenniumdoelen voor Ontwikkeling te halen. Groot-Brittannië alleen al verliest 100 miljard pond per jaar, terwijl belastingontduiking en kapitaalvlucht in Afrika vijf maal zo veel kosten als wat het continent jaarlijks aan hulp ontvangt.
De uitbreiding van microkredietprojecten (kleine leningen, waarvan gewoonlijk zo’n 85 procent aan vrouwen in ontwikkelingslanden verleend worden, met een redelijke aflossingstermijn) is belangrijk, aangezien momenteel 3 miljard mensen in ontwikkelingslanden geen enkele toegang tot financiering hebben. Misschien dat het vastlopen van de kredietfaciliteiten in rijkere landen duidelijker maakt wat dit gebrek, en de gevolgen ervan, betekent.
De ontwikkeling van ruilhandel tussen landen, op eerlijker handelsvoorwaarden dan die in de voorgaande decennia tot stand kwamen, lijkt een belangrijke taak. (Ter illustratie: indien vele jaren geleden een ontwikkelingsland elke tractor die het importeerde, afbetaalde door bijvoorbeeld 30 balen koffie te exporteren, ontstond in de jaren ’80 en ’90 een situatie waarbij het voor dezelfde tractor veel meer balen koffie moest betalen.) Momenteel ondervinden veel ontwikkelingslanden de schokken van hoge en lage prijzen voor basisproducten.
Op lokaal niveau kunnen vormen van “tijdbankieren” ten behoeve van gemeenschappen die weinig contant geld hebben, uitgebreid worden. Tijdbankieren is een manier om diensten op lokaal niveau uit te wisselen via een betaalmiddel (oorspronkelijk een ‘tijdsdollar’) waarbij een uur dat iemand aan diensten levert gelijk is aan een uur dat iemand anders aan diensten levert, ongeacht of het nu een uur boodschappen doen, de tuin sproeien, haarknippen, boekhouden, een taalles, of enige andere dienst is.
Het idee dat er niet alleen maar een minimumloon, maar ook een maximumloon zou moeten bestaan, begint post te vatten. Dit weerspiegelt de wens om spanningen tussen de armen en de rijken te verminderen, alsmede werkomstandigheden te scheppen die minder ver van gewone mensen verwijderd zijn.
In veel arme landen kunnen gemeenschappelijke woningbouwprojecten uitgebreid worden, hetzij via het uitwisselen van diensten dan wel via betaalbare en gedeeltelijk door de overheid gesubsidieerde leningen. In de ontwikkelde landen lijkt op korte termijn een moratorium op huisuitzettingen urgent. Overheden kunnen huizen opkopen en zo de voorraad overheidswoningen uitbreiden, waarmee het aantal daklozen verder verminderd wordt.
Dringende financiële hervormingen en de noodzaak om essentiële sociale behoeften aan te pakken, kunnen de juiste basis vormen voor een nieuw stelsel dat systeemrisico’s vermindert en grotere zekerheid biedt en, bovenal, hoop.

* Zie het artikel “In a state” op Economist.com, 2 maart 2009