Woorden van wijsheid – juni 2010

Federico Mayor Zaragoza:
Werken aan vrede en duurzaamheid

Federico Mayor Zaragoza, voormalig directeur-generaal van de VN Organisatie voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (UNESCO), is een onvermoeibaar werker voor vrede en rechtvaardigheid. Gedurende zijn 12 jaar als hoofd van UNESCO (1987-1999) heeft professor Mayor nieuw leven gegeven aan de missie van de organisatie om “een bastion van vrede in de geesten van alle mensen te bouwen”, en het instituut ingezet ten dienste van vrede, verdraagzaamheid, mensenrechten en vreedzaam samenleven. Onder zijn leiding creëerde UNESCO het Cultuur van Vrede-programma, waarvan de doelstellingen om vijf belangrijke thema’s draaien: vredeseducatie; mensenrechten en democratie; het gevecht tegen isolatie en armoede; de verdediging van culturele diversiteit en interculturele dialoog; en conflictpreventie en het bestendigen van vrede.
Eind april 2010 stemde professor Mayor bereidwillig in om deel te nemen aan een conferentie via Skype met een groep studenten van de internationale Museologie Master aan de Reinwardt Academie voor Cultureel Erfgoed in Amsterdam.
Hier volgt zijn toespraak.

Een duurzame toekomst

Wat willen we onze kinderen en hun kinderen geven?
We kunnen toekomstige generaties geen erfenis nalaten van een wereld in verwarring en crisis, met een milieu dat steeds verder verslechtert en een kloof tussen rijken en armen die voortdurend breder wordt.
We kunnen hun geen wereld nalaten waarin we ons laten leiden door de marktwerking. Die praktijk is een enorme valkuil gebleken.
In plaats daarvan moeten we ons laten leiden door sociale rechtvaardigheid, door mensenrechten. We moeten ons laten leiden door de geweldige waarden die vervat zijn in het verdrag voor de mensenrechten dat mondiaal is opgesteld als inspiratie voor onze dagelijkse omgang met elkaar: de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.
In 1945, na de oprichting van de Verenigde Naties – “wij, het volk” – om de volgende generaties voor oorlog te behoeden, kozen we uitbuiting, in plaats van samenwerking en samendelen, en ons woord te houden tegenover ontwikkelingslanden.
In 1974 werd een overeenkomst bereikt dat rijke landen 0,7 procent van hun bruto nationaal product (bnp) aan ontwikkelingslanden zouden geven. Iedereen die kan tellen, kan zien dat dit betekent dat de ontwikkelde landen 99,3 procent behielden. Dit was niet genoeg voor ons; we besloten het geld niet direct te geven maar om leningen uit te schrijven – niet alleen leningen, maar leningen met rente. Spijtig genoeg werd de Wereldbank, in plaats van een instituut voor ondersteuning van en solidariteit met de armen, een instituut ten dienste van de grote landen vanwege hun macht en rijkdom.
Het resultaat, met name in de laatste decennia, is zeer schadelijk geweest. De macht van de globaliseerders heeft immense schade toegebracht: er zijn er die zeggen dat we ons niet moeten laten leiden door samendelen en sociale rechtvaardigheid, niet door “intellectuele en morele solidariteit”, zoals de statuten van de UNESCO zeggen, maar door marktwetten. Het resultaat is de verschrikkelijke crisis waar we nu in zitten.
Wij, de geïndustrialiseerde landen, buiten de armere landen nog meer uit dan tevoren. We doen wat we willen. We nemen hun grondstoffen, terwijl de omstandigheden in de arme landen dagelijks verslechteren.
Het is duidelijk dat we in een diepe crisis verkeren – maar laat me zeggen dat dit ook een grote kans biedt. We moeten klaar staan om radicale veranderingen aan te brengen. We moeten de toekomst in eigen hand nemen. We moeten werken aan het bouwen van vrede in plaats van het voorbereiden op oorlog. Oorlogen in het verleden waren gebaseerd op leugens en strategische plannen omtrent de olie en het enorme potentieel van deze landen.
Nu staan we op een punt waar we een belangrijke en fundamentele verandering voor de toekomst kunnen inzetten. We kunnen een radicale ommezwaai maken. Wat zal onze nalatenschap zijn voor de jongere generaties?
We kunnen de jongere generaties zeggen dat we niet langer in een economie willen leven die gebaseerd is op speculatie of op uitbuiting en oorlog.
Weet u dat we elke dag 3 miljard dollar besteden aan bewapening – de oorlogsmachinerie? En tegelijkertijd sterven elke 24 uur meer dan 60.000 mensen van de honger, van wie op z’n minst 35.000 kinderen. Elke dag. Dit is moreel gezien volstrekt onaanvaardbaar. Dit kunnen we niet langer tolereren. We kunnen niet langer toestaan dat we geld aan wapens besteden, terwijl er mensen zijn die zó arm zijn dat ze sterven van de honger. Ze hebben geen toegang tot water, tot voedsel, tot gezondheidszorg, tot medische zorg en onderdak.
Het belangrijkste mandaat van de UNESCO binnen het VN-systeem is dat we moeten streven naar verandering van een cultuur van dwang, van druk, van geweld en oorlog, naar een cultuur van dialoog, verzoening en verbondenheid, een cultuur van vrede.
Om dat te bereiken moeten we opstaan en zeggen dat we niet langer instemmen met globalisering die gebaseerd is op overheersing door de rijkste landen. Zij hebben de Verenigde Naties in de steek gelaten: zij hebben plutocratieën in het leven geroepen – de G-7, de G-8 en nu de G-20. Deze scheiding kan niet geduld worden. Hoe kunnen we dit aanpakken?
We hebben een sterke en belangrijke Verenigde Naties nodig, waarin alle landen gelijkwaardig vertegenwoordigd zijn. De VN moeten hervormd worden, zodat alle landen samen worden geleid door de ethische waarden van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. En nu hebben we de kans om onze cultuur en onze economie te veranderen in één die niet gebaseerd is op oorlog maar op mondiale duurzame ontwikkeling. Duurzaamheid voor iedereen betekent dat we voedsel voor iedereen moeten produceren. We hebben de kennis. We kunnen vandaag de dag alle mensen voeden – 6,5 miljard mensen; we kunnen iedereen van eten voorzien. We mogen de Millenniumdoelen niet vergeten. Als we 6 miljard dollar per jaar besteden, zouden we een enorme verandering teweeg kunnen brengen. We moeten water produceren. We kunnen voedsel produceren en we weten hoe mensen gezond te houden. We kunnen in onderdak, onderwijs en transport voorzien.
Bovenal is het nodig een cultuur van vrede te creëren. Laten we een einde maken aan dwang en een cultuur stimuleren van luisteren, van spreken, van respect en verdraagzaamheid, zodat het uiteindelijke resultaat de overgang is van een cultuur van scheiding en oorlog naar een cultuur van dialoog en vrede.