UFO's in het atoomtijdperk

interview met Robert Hastings door Jason Francis (ingekort)

Robert Hastings is ufo-onderzoeker en richt zich vooral op ufo-activiteit rond opslagplaatsen van kernwapens. Sinds 1973 interviewt hij voormalig of gepensioneerd militair personeel dat hun bevindingen met ufo’s tijdens hun actieve dienst aan hem beschrijven. Sinds 1981 heeft Hastings al op meer dan 500 instellingen voor hoger onderwijs en universiteiten in de VS lezingen gegeven. Het onderzoek dat hij door de jaren heen heeft gedaan, vormt de basis van zijn in 2008 verschenen boek UFOs and Nukes: Extraordinary Encounters at Nuclear Weapons Sites (‘UFO’s en kernraketten: Buitengewone waarnemingen op kernwapenopslagplaatsen’) Jason Francis interviewde Robert Hastings voor Share International.

Share International: Waardoor werd uw belangstelling voor het ufo-verschijnsel gewekt?
Robert Hastings: Mijn vader was beroepsofficier bij de luchtmacht. In 1967 was hij gestationeerd op de luchtmachtbasis Malmstrom, een kernraketbasis in Montana. Ik was toen 16 en zat in de onderbouw van de middelbare school. Ik had ook een baantje voor drie nachten per week als bewaker op de basis bij de toren waar de luchtverkeersleiding zich bevond. Op een nacht in maart 1967 was ik aanwezig bij de controletoren van de naderingsradar toen vijf ongeïdentificeerde voorwerpen op de radar werden gevolgd door de verkeersleiders van de FAA (Federale Luchtverkeersleiding). Toen ik dit aan mijn vader vertelde, deed hij wat navraag op zijn werk. Hij werkte in het SAGE-gebouw waar de toen meest geavanceerde radarsystemen ter wereld stonden. Nadat hij navraag gedaan had, bevestigde hij een paar dagen later dat er inderdaad authentieke ufo’s gevolgd werden, niet alleen in de omgeving van de basis, maar specifiek in de omgeving van de lanceerlocaties van kernraketten. Daarmee begon mijn belangstelling. In 1973 kwam ik te weten dat andere onderzoekers, onder wie wijlen dr. J. Allen Hynek*, op de hoogte waren van andere incidenten met ufo’s met betrekking tot kernwapens, en vervolgens begon ik mijn eigenlijke wetenschappelijke onderzoek naar dit onderwerp.

SI: Hoe lang tonen ufo’s al interesse voor kernwapens en militaire bases?
RH: Ik heb documenten van de FBI (Federaal Onderzoeksbureau) die bevestigen dat er al sinds december 1948 ufo-activiteit geconcentreerd was rond Los Alamos (New Mexico) – de geboorteplaats van kernwapens. De voorwerpen werden beschreven als schotelvormig, en ze waren in staat hoge snelheden te bereiken en op een vaste plek te blijven zweven. Eén document duidt erop dat de overheid – de Amerikaanse luchtmacht, de FBI en andere niet nader genoemde inlichtingendiensten – deze zaak als topgeheim beschouwen. Ik ben er, door interviews die ik met ex- of gepensioneerd militair personeel gehouden heb, echter ook van op de hoogte dat er op andere locaties met nucleair materieel al in 1945 waarnemingen hadden plaatsgevonden, nog vóór het bombardement op Hiroshima en Nagasaki in Japan aan het einde van de Tweede Wereldoorlog. Ik heb gesproken met een gepensioneerde piloot van de marine die ooggetuige was geweest van een voorwerp dat boven de Hanford-basis in de staat Washington zweefde, waar het plutonium voor de bom voor Nagasaki werd geproduceerd. Volgens zijn rapport had het voorwerp herhaaldelijk boven het terrein gezweefd en elke poging van militaire achtervolgingsvliegtuigen om het te onderscheppen, met grote snelheid ontlopen. Dit soort incidenten hebben zich blijkbaar voorgedaan sinds de aanvang van het atoomtijdperk.

SI: Hoe kwam u aan die documenten van de FBI?
RH: Dat specifieke document werd via de Wet Openbaarheid van Bestuur (Freedom of Information Act, FOIA) vrijgegeven aan dr. Bruce Maccabee, gepensioneerd natuurkundige bij de Amerikaanse marine, die zelf ook ufo-onderzoeker is. Hij kreeg in 1978 ongeveer 1500 pagina’s van de FBI, waaronder het document dat ik noemde.
De FOIA is echter voor mij maar beperkt van nut geweest, omdat de meeste van de incidenten die ik onderzocht heb, waarbij het ging om ufo-activiteit in de buurt van terreinen met kernwapens, als zaken van nationale veiligheid worden gezien. Die zijn zó geheim dat ze eigenlijk uitgesloten zijn van openbaarmaking via de FOIA. Begin jaren ’80, toen ik probeerde aanvullende documenten over dit onderwerp te krijgen, werd de deur herhaaldelijk voor mijn neus dichtgeslagen. Uiteindelijk ervoer ik dat het, om toegang tot deze vitale informatie te krijgen, effectiever was om gepensioneerd militair personeel te benaderen en hen aan te moedigen om hun informatie openbaar te maken. Tot nu toe heb ik meer dan 120 ex- of gepensioneerde militairen geïnterviewd die betrokken waren bij ufo-incidenten op kernrakettenbases, opslagplaatsen van atoombommen, kernproefterreinen en dergelijke.

SI: Kunt u een voorbeeld geven van een incident met een ufo op een militaire basis?
RH: Op de luchtmachtbasis Malmstrom waren er in 1967, toen mijn vader daar gestationeerd was, twee incidenten, één op 16 maart en de ander op 24 maart. Daarbij werden twee verschillende groepen van 10 kernraketten uitgeschakeld. Het incident van 24 maart werd gerapporteerd door een ex-kapitein van de luchtmacht, Robert Salas, die toen dit gebeurde een van de raketlanceringsofficieren was in de ondergrondse lanceercontrolecapsule. Kapitein Salas kreeg een telefoontje van een van de bovengrondse veiligheidsbeambten, dat er opeens uit het niets een schotelvormig voorwerp was verschenen en boven de poort van de veiligheidsafrastering bij de lanceerbasis zweefde. Voordat Salas kon antwoorden, begonnen alle 10 raketten mankementen te vertonen. Later werd vastgesteld dat de vuurleidings- en controlesystemen op een onbekende manier getroffen waren en dat in feite alle apparatuur vervangen moest worden. Kapitein Salas’ rapport is bevestigd door zijn raketcommandant, Fred Meiwald, nu gepensioneerd kolonel bij de luchtmacht. Na het incident werden zij onmiddellijk per helicopter naar Malmstrom afgevoerd, ondervraagd, en werd hun aangezegd nooit meer over dit incident te spreken. Salas zweeg tot halverwege de jaren ’90, toen hij meende dat hij het publiek moest vertellen dat dit soort dingen echt zijn en nog steeds gebeuren. Ik heb ook een andere lanceerofficier geïnterviewd, Walter Figel, gepensioneerd kolonel bij de luchtmacht, die bevestigde dat een vrijwel identiek incident eerder had plaatsgevonden op een andere lanceerbasis, namelijk op 16 maart. Dit zijn maar twee van een groot aantal ufo-gerelateerde incidenten met intercontinentale raketten die ik ken.
Op grond van de getuigenis van een gepensioneerde specialist in het richten van raketten, John Mills genaamd, weet ik ook dat er in december 1978 incidenten waren met ufo’s die boven de raketsilo’s bij twee lanceerinstallaties op luchtmachtbasis Ellisworth zweefden. Een heel eskadron van 10 raketten en een gedeeltelijke eskadron van drie andere raketten vertoonden op hetzelfde moment storingen toen er ufo’s boven de locaties werden waargenomen. Mills was toevallig bij een van de lanceerinstallaties toen hij ooggetuige was van een ruitvormig voorwerp dat geluidloos en op geringe hoogte boven de raket zweefde waar hij aan werkte. De ufo zond een oorverdovend zoemgeluid uit en toen het geluid stopte, had de raket een storing. Toen hij het bevel had gekregen terug te gaan naar de basis voor ondervraging, waren volgens hem alle hoge officieren van de basis in de onderhoudshangar aanwezig. Men deelde zijn team en andere teams op in groepen, waarbij de officieren van de manschappen gescheiden werden, en ondervroeg hen. Ze kregen de opdracht nooit meer over dit incident te praten.
Een nog ingrijpender incident werd mij gemeld door David Schuur, die raketlanceerofficier was op de luchtmachtbasis Minot. Hij vertelde mij dat, terwijl hij op raketalarm was in de lanceercabine op een nacht in 1965 of 1966, hij een telefoontje van zijn veiligheidsbeambte kreeg die vertelde dat een lichtgevend voorwerp met hoge snelheid van raket naar raket vloog, waar het steeds kort boven bleef hangen. Schuur vertelde mij dat in de tijd dat het voorwerp boven een raket had gezweefd, die raket elektronisch bleek te zijn bewerkt en de lanceeractivering feitelijk in werking was gesteld. Met andere woorden, van alle raketten was de lanceervoorbereiding ingeschakeld. Schuur vertelde mij dat zijn raketcommandant en hij de zogenoemde verhinderschakelaar moesten activeren om de lancering van de raketten te voorkomen. Naar onze mening was er geen doelbewuste poging om deze raketten te lanceren. Het scannen van de raketten door de ufo had eerder in elk daarvan onbedoeld het lanceringsprogramma in gang gezet.
Met de ineenstorting van de Sovjet-Unie in 1991 hadden Westerse journalisten en onderzoekers ongeveer vier of vijf jaar de gelegenheid om voormalige of gepensioneerde officieren in het Sovjetleger te interviewen over verscheidene incidenten in de Sovjet-Unie die verband hielden met ufo’s  bijvoorbeeld, raketten die in oktober 1982 in de Sovjet-Oekraïne geactiveerd zijn.
Een of andere bron van buiten, maar niet van de Sovjets of Amerika, houdt toezicht op – en verstoort of activeert soms – de kernwapens van beide landen. Deze ontwikkeling is klaarblijkelijk ingrijpend en heel belangrijk.
Naar mijn mening, en naar de mening van de meerderheid van het voormalig luchtmachtpersoneel dat ik heb geïnterviewd, wilden de inzittenden van de ufo’s laten zien dat zij in staat zijn om de werking van onze kernraketten te verstoren. Als dat inderdaad het geval is, dan gaat de technologie die aangewend wordt mijns inziens duidelijk de menselijke mogelijkheden te boven. De ufonauten zijn, vermoed ik, ‘buitenaardse wezens’. Wie ze ook zijn, waar ze ook vandaan komen, wat ook hun doel is hier op Aarde, een van de dingen die ze decennia lang hebben gedaan – en dat is inmiddels tamelijk goed gedocumenteerd – is onze kernwapens in de gaten houden. Belangrijker nog, zij hebben zich af en toe ook bemoeid met de werking van de wapens. Ik denk dat het een bewuste poging van de kant van deze bezoekers is om een boodschap naar Washington en Moskou te zenden, dat ze bezorgd zijn dat wij deze wapens bezitten en ons willen laten weten dat we met vuur spelen. Dus zenden ze deze serieuze aanwijzingen naar onze militaire- en regeringsleiders. Het gros van de mensen weet niet dat deze incidenten plaatsvinden, maar het Pentagon en het Kremlin zijn zeker op de hoogte dat ze op werkelijkheid berusten.

SI: U sprak er eerder over hoe sommige officieren en manschappen na een ufo-waarneming een evaluatiegesprek hadden gehad en hun in wezen werd gezegd hun mond te houden. Is dat de gebruikelijke officiële militaire reactie op een ufo? Zo ja, waarom is dat zo volgens u?
RH: Op commandoniveau zijn er eigenlijk twee manieren van reageren, gebaseerd op de getuigenverklaring van de mensen die ik heb geïnterviewd. Eén is: “Ja. Dit betreft de nationale veiligheid. Vertel ons wat je weet en vergeet dan wat je weet en praat er nooit meer over.” In andere gevallen zeggen de commandanten in hoofdzaak: “Er is niets gebeurd, er is niets te bespreken. Ga maar naar huis.” Er wordt niet formeel geëvalueerd en er worden geen vragen gesteld. Dat is dus een andere manier om dat wat er gebeurd is, te ontkennen. Je kapt gewoon meteen het gesprek af en laat niet blijken dat je erin geïnteresseerd bent.
Het Pentagon en de Amerikaanse regering als geheel, althans degenen die op de hoogte zijn, zijn niet van plan om publiekelijk toe te geven dat onze strategische wapens onklaar zijn gemaakt. Om te beginnen zou de vijand – wie dat op een gegeven moment ook is, tijdens de Koude Oorlog hoofdzakelijk de Sovjets – weten dat ons vermogen om als eerste aan te vallen, ondermijnd is. Om preciezer te zijn, indien degenen die op de hoogte zijn, de Doos van Pandora openen en zeggen dat er echt ufo-activiteit heeft plaatsgevonden bij kernwapenbases, toegeven dat het ook in de Sovjet-Unie plaatsvindt, en voor de kritische blik van het publiek gedetailleerd de voorvallen beschrijven (over de geavanceerde technologie die ervoor nodig is, het aantal incidenten, het feit dat ze al decennia lang plaatsvinden) dan zouden ze toegeven dat wezens van elders onze kernwapens in de gaten houden en zelfs beïnvloeden. Dat is iets wat de regering, als ze dat maar enigszins kan vermijden, nooit zal toegeven.

SI : Strekt de belangstelling die ufo’s kennelijk voor kernwapens hebben, zich ook uit tot kerncentrales?
RH: Ja zeker. Mijn boek bevat een appendix waarin ik kort een aantal ufo-incidenten behandel die verband houden met kerncentrales. Het indrukwekkendste houdt zonder twijfel verband met de ramp van Tsjernobyl in april 1986, in de Sovjet-Unie, toen een zeer slecht geconstrueerde atoomcentrale explodeerde en straling neersloeg over delen van de Oekraïne en Oost-Europa, tot aan Scandinavië toe. Wat vervolgens naar buiten is gekomen in verhalen die in de afgelopen 10 jaar in de Russische en Oekraïense media gepubliceerd zijn, is, dat het personeel dat binnen enkele uren na de explosie op het terrein in Tsjernobyl was om het stralingsniveau te controleren, openlijk heeft gemeld dat een koperkleurig bolvormig voorwerp werd waargenomen dat een paar seconden lang boven de vernietigde, geëxplodeerde reactor zweefde. Er werden twee karmozijnrode lichtbundels gezien, die vanuit die bol naar de reactor omlaag gezonden werden. De verhalen die onlangs in de Russische en de Oekraïense media zijn gepubliceerd, geven aan dat het stralingsniveau in de omgeving, gemeten vóór de verschijning van het voorwerp, drastisch was verminderd, tot ruwweg tweederde, volgens metingen die werden verricht, nadat het voorwerp de omgeving had verlaten.

SI: Kunnen we, op basis van wat u vertelt, concluderen dat de wezens in de ufo’s niet alleen hebben laten zien dat zij geweldloos zijn, maar ook dat zij onmiskenbaar het beste voor hebben met het welzijn van de mensheid?

RH: Ja, volgens mij is er ten minste één soort wezens, wellicht verscheidene, uit andere werelden dat sinds het begin van het Atoomtijdperk de ontwikkelingen hier op Aarde in de gaten houdt. Er is geen bewijs van openlijke vijandigheid van hun kant. Eén aannemelijk scenario is, dat ze bezorgd zijn voor ons welzijn nu we massavernietigingswapens hebben, die eventueel de menselijke beschaving zouden kunnen beëindigen en de integriteit van het universele milieu voor vele, vele jaren in gevaar zouden kunnen brengen.